Dutch
Detailed Translations for visiteren from Dutch to Swedish
visiteren:
-
visiteren (fouilleren)
Conjugations for visiteren:
o.t.t.
- visiteer
- visiteert
- visiteert
- visiteren
- visiteren
- visiteren
o.v.t.
- visiteerde
- visiteerde
- visiteerde
- visiteerden
- visiteerden
- visiteerden
v.t.t.
- heb gevisiteerd
- hebt gevisiteerd
- heeft gevisiteerd
- hebben gevisiteerd
- hebben gevisiteerd
- hebben gevisiteerd
v.v.t.
- had gevisiteerd
- had gevisiteerd
- had gevisiteerd
- hadden gevisiteerd
- hadden gevisiteerd
- hadden gevisiteerd
o.t.t.t.
- zal visiteren
- zult visiteren
- zal visiteren
- zullen visiteren
- zullen visiteren
- zullen visiteren
o.v.t.t.
- zou visiteren
- zou visiteren
- zou visiteren
- zouden visiteren
- zouden visiteren
- zouden visiteren
diversen
- visiteer!
- visiteert!
- gevisiteerd
- visiterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for visiteren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
undersöka | fouilleren; visiteren | aanschouwen; bekijken; beproeven; bezichtigen; bezien; controleren; doorvorsen; examineren; graaien; grabbelen; iets opzoeken; in iets rondtasten; inspecteren; keuren; met sonde onderzoeken; nagaan; nakijken; naspeuren; naspeuring doen; nasporen; nazoeken; onderzoeken; overhoren; rechercheren; rommelen; schouwen; snuffelen; sonderen; speuren; testen; toetsen; uitproberen; uittesten |
External Machine Translations: