Dutch
Detailed Translations for verzinnen from Dutch to Swedish
verzinnen:
-
verzinnen (bedenken; uitdenken; verdichten; fantaseren; voorwenden)
-
verzinnen (plan beramen; bedenken; beramen; zinnen)
Conjugations for verzinnen:
o.t.t.
- verzin
- verzint
- verzint
- verzinnen
- verzinnen
- verzinnen
o.v.t.
- verzon
- verzon
- verzon
- verzonnen
- verzonnen
- verzonnen
v.t.t.
- heb verzonnen
- hebt verzonnen
- heeft verzonnen
- hebben verzonnen
- hebben verzonnen
- hebben verzonnen
v.v.t.
- had verzonnen
- had verzonnen
- had verzonnen
- hadden verzonnen
- hadden verzonnen
- hadden verzonnen
o.t.t.t.
- zal verzinnen
- zult verzinnen
- zal verzinnen
- zullen verzinnen
- zullen verzinnen
- zullen verzinnen
o.v.t.t.
- zou verzinnen
- zou verzinnen
- zou verzinnen
- zouden verzinnen
- zouden verzinnen
- zouden verzinnen
diversen
- verzin!
- verzint!
- verzonnen
- verzinnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verzinnen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
göra planer | bedenken; beramen; plan beramen; verzinnen; zinnen | |
hitta på | bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden | achter komen; grimeren; uitvinden; voorjokken; voorliegen |
konstruera | bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden | in het leven roepen; maken; ontwerpen; scheppen |
plannera | bedenken; beramen; plan beramen; verzinnen; zinnen | |
uppfinna | bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden | in het leven roepen; maken; scheppen; uitvinden |
- | bedenken |