Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. verdrievoudigen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verdrievoudigen from Dutch to Swedish

verdrievoudigen:

verdrievoudigen verb (verdrievoudig, verdrievoudigt, verdrievoudigde, verdrievoudigden, verdrievoudigd)

  1. verdrievoudigen (verdriedubbelen; tripleren)
    tredubbla
    • tredubbla verb (tredubblar, tredubblade, tredubblat)

Conjugations for verdrievoudigen:

o.t.t.
  1. verdrievoudig
  2. verdrievoudigt
  3. verdrievoudigt
  4. verdrievoudigen
  5. verdrievoudigen
  6. verdrievoudigen
o.v.t.
  1. verdrievoudigde
  2. verdrievoudigde
  3. verdrievoudigde
  4. verdrievoudigden
  5. verdrievoudigden
  6. verdrievoudigden
v.t.t.
  1. heb verdrievoudigd
  2. hebt verdrievoudigd
  3. heeft verdrievoudigd
  4. hebben verdrievoudigd
  5. hebben verdrievoudigd
  6. hebben verdrievoudigd
v.v.t.
  1. had verdrievoudigd
  2. had verdrievoudigd
  3. had verdrievoudigd
  4. hadden verdrievoudigd
  5. hadden verdrievoudigd
  6. hadden verdrievoudigd
o.t.t.t.
  1. zal verdrievoudigen
  2. zult verdrievoudigen
  3. zal verdrievoudigen
  4. zullen verdrievoudigen
  5. zullen verdrievoudigen
  6. zullen verdrievoudigen
o.v.t.t.
  1. zou verdrievoudigen
  2. zou verdrievoudigen
  3. zou verdrievoudigen
  4. zouden verdrievoudigen
  5. zouden verdrievoudigen
  6. zouden verdrievoudigen
diversen
  1. verdrievoudig!
  2. verdrievoudigt!
  3. verdrievoudigd
  4. verdrievoudigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verdrievoudigen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
tredubbla tripleren; verdriedubbelen; verdrievoudigen

Wiktionary Translations for verdrievoudigen:


Cross Translation:
FromToVia
verdrievoudigen tredubbla treble — to multiply by three