Dutch

Detailed Translations for bond from Dutch to Swedish

bond:

bond [de ~ (m)] noun

  1. de bond (genootschap; vereniging; sociëteit; broederschap)
    koalition; allians; pakt; broderskap
  2. de bond (alliantie; bondgenootschap; verbond)
    allians; förbindelse; brödraskap
  3. de bond (statenbond; federatie; liga; unie)
  4. de bond (pact; bondgenootschap; liga; )
    överenskommelse; allians; union; pakt
  5. de bond (vereniging; soos; societiet; )
    förening; cirkel; klubb; krets
  6. de bond (ambachtsgilde; vereniging; gilde; )
    förening; sällskap; förbund; gille; samfund; sammanslutning

Translation Matrix for bond:

NounRelated TranslationsOther Translations
allians akkoord; alliantie; band; binding; bond; bondgenootschap; broederschap; federatie; genootschap; liga; pact; sociëteit; unie; verbond; verdrag; vereniging bondgenootschap; vereniging van bevriende staten
broderskap bond; broederschap; genootschap; sociëteit; vereniging coöperatie; samenwerkingsverband
brödraskap alliantie; bond; bondgenootschap; verbond gemeente
cirkel bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vereniging cirkel; cirkelvorm; kring; kringel; kringvormig; ringetje; rondje
förbindelse alliantie; bond; bondgenootschap; verbond aaneenkoppeling; aaneensluiting; aaneenvoeging; aansluiting; affaire; avontuurtje; band; binding; borgtocht; connectie; contact; correlatie; gebondenheid; koppeling; liaison; lijnverbinding; link; ommegang; onderling verband; relatie; samenhang; samenvoeging; schakel; slippertje; stuurpen; verband; verbinding; verhouding
förbund ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; unie; vakgenootschap; vereniging associatie; bonden; coalitie; federaties; liga's; unie; unies; verbond; verbonden
förening ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vakgenootschap; vereniging aaneenkoppeling; amalgamatie; associatie; coalitie; dispuut; eenwording; fusie; gezelschap; groep mensen; integratie; koppeling; sociëteit; soos; unie; verbinding; verbond; vereniging; verenigingsdispuut; versmelting
gille ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; unie; vakgenootschap; vereniging beroepsvereniging; gilde
klubb bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vereniging klaveren
koalition bond; broederschap; genootschap; sociëteit; vereniging associatie; coalitie; unie; verbond
krets bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vereniging schakeling
pakt akkoord; band; binding; bond; bondgenootschap; broederschap; federatie; genootschap; liga; pact; sociëteit; unie; verbond; verdrag; vereniging traktaat
samfund ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; unie; vakgenootschap; vereniging broederschap; gemeente; georganiseerd gezelschap
sammanslutning ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; unie; vakgenootschap; vereniging associatie; coalitie; trust; unie; vennootschap; verbond
sydstatare bond; federatie; liga; statenbond; unie statenbonden
sällskap ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; unie; vakgenootschap; vereniging aantal personen bijeen; assemblee; compagnie; dispuut; gezelschap; groep; maatschappij; partijen; samenleving; sociëteit; soos; verenigingsdispuut
union akkoord; band; binding; bond; bondgenootschap; federatie; liga; pact; unie; verbond; verdrag
överenskommelse akkoord; band; binding; bond; bondgenootschap; federatie; liga; pact; unie; verbond; verdrag afspraak; akkoord; bedankbrief; compromis; contract; dankbetuiging; dankzegging; overeenkomst; regeling; schikking; vergelijk; verstandhouding

Related Words for "bond":


Wiktionary Translations for bond:


Cross Translation:
FromToVia
bond förbund; federation Bundpolitisch: höchste Verwaltungsebene eines föderal gegliederten Staates
bond förbund; federation Bundpolitisch: eine Gruppe von souveränen Staaten, die sich für eine gemeinsame (Teil-)Politik zusammentun
bond förbund; band Bundgegenseitige Verpflichtung von Gleichgesinnten
bond förening; förbund BundRecht: juristischer Zusammenschluss
bond federation fédération — politique|fr groupement en un seul de plusieurs états dont chacun est régir par ses lois particulières.

binden:

binden verb (bind, bindt, bond, bonden, gebonden)

  1. binden (boekbinden; inbinden)
    binda in böcker
  2. binden (knevelen; vastbinden; strikken; vastmaken; knopen)
    bakbinda; binda fast; fjättra
    • bakbinda verb (bakbinder, bakband, bakbundit)
    • binda fast verb (binder fast, band fast, bundit fast)
    • fjättra verb (fjättrar, fjättrade, fjättrat)
  3. binden (ketenen; boeien; kluisteren)
    kedja; kedja fast
    • kedja verb (kedjar, kedjade, kedjat)
    • kedja fast verb (kedjar fast, kedjade fast, kedjat fast)

Conjugations for binden:

o.t.t.
  1. bind
  2. bindt
  3. bindt
  4. binden
  5. binden
  6. binden
o.v.t.
  1. bond
  2. bond
  3. bond
  4. bonden
  5. bonden
  6. bonden
v.t.t.
  1. heb gebonden
  2. hebt gebonden
  3. heeft gebonden
  4. hebben gebonden
  5. hebben gebonden
  6. hebben gebonden
v.v.t.
  1. had gebonden
  2. had gebonden
  3. had gebonden
  4. hadden gebonden
  5. hadden gebonden
  6. hadden gebonden
o.t.t.t.
  1. zal binden
  2. zult binden
  3. zal binden
  4. zullen binden
  5. zullen binden
  6. zullen binden
o.v.t.t.
  1. zou binden
  2. zou binden
  3. zou binden
  4. zouden binden
  5. zouden binden
  6. zouden binden
diversen
  1. bind!
  2. bindt!
  3. gebonden
  4. bindend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for binden:

NounRelated TranslationsOther Translations
kedja aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; aaneenschakeling; boei; keten; ketting; kluister; reeks; rij; samentrekking; samenvoeging; serie; snoer
VerbRelated TranslationsOther Translations
bakbinda binden; knevelen; knopen; strikken; vastbinden; vastmaken
binda fast binden; knevelen; knopen; strikken; vastbinden; vastmaken afbinden; afsnoeren; dichtbinden; om het lijf binden; ombinden; omwinden; onderbinden; toebinden
binda in böcker binden; boekbinden; inbinden
fjättra binden; knevelen; knopen; strikken; vastbinden; vastmaken
kedja binden; boeien; ketenen; kluisteren
kedja fast binden; boeien; ketenen; kluisteren handboeien omdoen; in de boeien slaan; ketenen; vastketenen; vastkluisteren; vastleggen

Related Definitions for "binden":

  1. een gerecht dikker maken1
    • ik bond de soep met bloem1
  2. er omheen doen en vastmaken1
    • hij bond het touw om de stapel kranten1
  3. hem in zijn vrijheid beperken1
    • mijn moeder is aan huis gebonden1

Wiktionary Translations for binden:


Cross Translation:
FromToVia
binden tjudra tether — to restrict something with a tether
binden binda tie — to attach or fasten with string
binden befästa; fästa; binda; snöra attacherfixer une chose à une autre, en sorte qu’elle y tenir.
binden binda; snöra nouerlier au moyen d’un nœud, d'un lien.
binden binda; snöra relierlier de nouveau, refaire le nœud qui liait et qui est défaire.
binden trycka serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général).