Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. pips:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for pips from Dutch to Swedish

pips:


Translation Matrix for pips:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
blekt bleek; pips blank; bleek; bleek van gelaatskleur; flauw; flets; kleurloos; mat; ongekleurd; verschoten; wit; wit van huidskleur
klent bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; onsolide; slap; teder; teer; tenger; zwak
kraftlös bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak slap; slapjes
kraftlöst bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak hulpeloos; mat; niet uitbundig; onmachtig; slap; slapjes
matt bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak energieloos; futloos; lamlendig; landerig; lijzig; log; loom; lusteloos; slap
skört bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak breekbaar; broos; bros; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; los; mul; onsolide; pulverig; rul; teder; teer; tenger; zwak
svagt bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak bleek; bleek van gelaatskleur; flauw; flets; kleurloos; krachteloos; niet helder; onduidelijk; schemerig; schimmig; slap; slapjes; vaag; verschoten; week; wit; zwak
urtvättad bleek; pips blank; wit; wit van huidskleur
vek bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak delicaat; fijn van smaak
vekt bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak delicaat; fijn van smaak; week; zwak
ömtålig bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak delicaat; fijn van smaak; fijngevoelig; fijnzinnig; teerbesnaard; teergevoelig
ömtåligt bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak angstig voor pijn; breekbaar; broos; delicaat; eindig; fijn; fijn van smaak; fijngevoelig; fijnzinnig; fragiel; frèle; iel; kleinzerig; kwetsbaar; teder; teer; teerbesnaard; teergevoelig; tenger; vergankelijk; voorbijgaand; zwak

Related Words for "pips":

  • pipse

Wiktionary Translations for pips:


Cross Translation:
FromToVia
pips glåmig pâle — Qui est d’un blanc terne, qui décolorer, parler du visage.