Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. stopzetten:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for stopzetten from Dutch to Swedish

stopzetten:

stopzetten verb (zet stop, zette stop, zetten stop, stopgezet)

  1. stopzetten (ophouden; remmen; tegenhouden; halt houden; tot staan brengen)
    stoppa; stanna; hejda; hämma
    • stoppa verb (stoppar, stoppade, stoppat)
    • stanna verb (stannar, stannade, stannat)
    • hejda verb (hejdar, hejdade, hejdjat)
    • hämma verb (hämmar, hämmade, hämmat)

Conjugations for stopzetten:

o.t.t.
  1. zet stop
  2. zet stop
  3. zet stop
  4. zetten stop
  5. zetten stop
  6. zetten stop
o.v.t.
  1. zette stop
  2. zette stop
  3. zette stop
  4. zetten stop
  5. zetten stop
  6. zetten stop
v.t.t.
  1. heb stopgezet
  2. hebt stopgezet
  3. heeft stopgezet
  4. hebben stopgezet
  5. hebben stopgezet
  6. hebben stopgezet
v.v.t.
  1. had stopgezet
  2. had stopgezet
  3. had stopgezet
  4. hadden stopgezet
  5. hadden stopgezet
  6. hadden stopgezet
o.t.t.t.
  1. zal stopzetten
  2. zult stopzetten
  3. zal stopzetten
  4. zullen stopzetten
  5. zullen stopzetten
  6. zullen stopzetten
o.v.t.t.
  1. zou stopzetten
  2. zou stopzetten
  3. zou stopzetten
  4. zouden stopzetten
  5. zouden stopzetten
  6. zouden stopzetten
en verder
  1. ben stopgezet
  2. bent stopgezet
  3. is stopgezet
  4. zijn stopgezet
  5. zijn stopgezet
  6. zijn stopgezet
diversen
  1. zet stop!
  2. zett stop!
  3. stopgezet
  4. stopzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stopzetten:

NounRelated TranslationsOther Translations
stanna aborteren; stilhouden; stoppen
VerbRelated TranslationsOther Translations
hejda halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen belemmeren; beletten; hinderen; onmogelijk maken; storen; verhinderen
hämma halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen belemmeren; beletten; hinderen; lenen; onmogelijk maken; ontlenen; rekken; stelpen; stillen; storen; temporiseren; verhinderen; vertragen
stanna halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen doen stoppen; stilstaan; tegengehouden worden; tot stilstand komen
stoppa halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen afhouden; beletten; doen stoppen; een halt toeroepen; ervanaf houden; gaten dichten; ineen duwen; mazen; ophouden; opzetten; proppen; stelpen; stillen; stoppen; tegengehouden worden; temporiseren; vertragen; weerhouden

Wiktionary Translations for stopzetten:


Cross Translation:
FromToVia
stopzetten anhålla; arrestera; häkta arrêter — À trier
stopzetten fullborda; ända terminerborner, limiter.