Summary
Dutch
Detailed Translations for proeven from Dutch to Swedish
proeven:
Conjugations for proeven:
o.t.t.
- proef
- proeft
- proeft
- proeven
- proeven
- proeven
o.v.t.
- proefde
- proefde
- proefde
- proefden
- proefden
- proefden
v.t.t.
- heb geproefd
- hebt geproefd
- heeft geproefd
- hebben geproefd
- hebben geproefd
- hebben geproefd
v.v.t.
- had geproefd
- had geproefd
- had geproefd
- hadden geproefd
- hadden geproefd
- hadden geproefd
o.t.t.t.
- zal proeven
- zult proeven
- zal proeven
- zullen proeven
- zullen proeven
- zullen proeven
o.v.t.t.
- zou proeven
- zou proeven
- zou proeven
- zouden proeven
- zouden proeven
- zouden proeven
diversen
- proef!
- proeft!
- geproefd
- proevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for proeven:
Verb | Related Translations | Other Translations |
pröva | keuren; proberen; proeven; smaken | auditeren; beproeven; keuren; onderzoeken; op de proef stellen; testen |
smaka | keuren; proberen; proeven; smaken |
Related Words for "proeven":
Related Definitions for "proeven":
proeven form of proef:
-
de proef (auditie)
-
de proef (test)
-
de proef (experiment; proefneming)
Translation Matrix for proef:
Noun | Related Translations | Other Translations |
audition | auditie; proef | |
experiment | experiment; proef; proefneming | probeersel |
prov | proef; test | beproeving; berechting; computertoets; ernstige toetsing; sample; schoolexamen; toets |
test | proef; test | beproeving; bezoeking; ergernis; grief; kwelling; nood; temptatie; test |
Other | Related Translations | Other Translations |
provning | proef |