Dutch
Detailed Translations for aangestoken from Dutch to Swedish
aangestoken:
Translation Matrix for aangestoken:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
antänt | aangestoken | ontvlamd |
tänd | aangestoken | geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden |
tänt | aangestoken | belicht; beschenen; bijgelicht; geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden; verhelderd; verlicht |
aangestoken form of aansteken:
-
aansteken (doen branden; ontsteken; vuur maken)
-
aansteken (doen ontvlammen; aanstrijken)
-
aansteken (besmetten)
-
aansteken (in de fik steken)
-
aansteken (aanmaken)
-
aansteken (sigaret opsteken; opsteken)
Conjugations for aansteken:
o.t.t.
- steek aan
- steekt aan
- steekt aan
- steken aan
- steken aan
- steken aan
o.v.t.
- stak aan
- stak aan
- stak aan
- staken aan
- staken aan
- staken aan
v.t.t.
- heb aangestoken
- hebt aangestoken
- heeft aangestoken
- hebben aangestoken
- hebben aangestoken
- hebben aangestoken
v.v.t.
- had aangestoken
- had aangestoken
- had aangestoken
- hadden aangestoken
- hadden aangestoken
- hadden aangestoken
o.t.t.t.
- zal aansteken
- zult aansteken
- zal aansteken
- zullen aansteken
- zullen aansteken
- zullen aansteken
o.v.t.t.
- zou aansteken
- zou aansteken
- zou aansteken
- zouden aansteken
- zouden aansteken
- zouden aansteken
diversen
- steek aan!
- steekt aan!
- aangestoken
- aanstekende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aansteken (besmetting; besmetten)
Translation Matrix for aansteken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
besmittelse | aansteken; besmetten; besmetting | |
infektion | aansteken; besmetten; besmetting | infectie; ontsteking |
kontamination | aansteken; besmetten; besmetting | |
lysa upp | lichter worden; oplichten | |
smitta | aanstekelijkheid; infectie; ontsteking | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
brinna upp | aansteken; in de fik steken | |
elda | aanmaken; aansteken | |
förorena | aansteken; besmetten | verontreinigen; vervuilen |
infektera | aansteken; besmetten | |
lysa upp | aansteken; aanstrijken; doen ontvlammen | aan het licht komen; beschijnen; opvrolijken; verlichten; verschijnen; voor de dag komen; voordoen |
smitta | aansteken; besmetten | |
sätta i eld | aansteken; in de fik steken | |
tända | aansteken; doen branden; ontsteken; vuur maken | aanmaken; licht aansteken; ontsteken; opvrijen |
tända en cigarett | aansteken; opsteken; sigaret opsteken | |
- | besmetten |
Synonyms for "aansteken":
Antonyms for "aansteken":
Related Definitions for "aansteken":
Wiktionary Translations for aansteken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aansteken | → tända | ↔ kindle — to start (a fire) |
• aansteken | → tända | ↔ light — to start (a fire) |
• aansteken | → antända | ↔ allumer — enflammer ; mettre le feu à. |
• aansteken | → skänka; ge; giva | ↔ donner — Faire un don ; transférer, sans rétribution, la propriété d’une chose que l’on posséder ou dont on jouir, à une autre personne. |
• aansteken | → antända | ↔ enflammer — mettre en flamme. |
• aansteken | → öppna | ↔ ouvrir — Faire que ce qui clore, fermer, ne le être plus. |
• aansteken | → vrida; vända | ↔ tourner — Traductions à trier suivant le sens |