Summary
Dutch
Detailed Translations for aanslepen from Dutch to Swedish
aanslepen:
-
aanslepen
Conjugations for aanslepen:
o.t.t.
- sleep aan
- sleept aan
- sleept aan
- slepen aan
- slepen aan
- slepen aan
o.v.t.
- sleepte aan
- sleepte aan
- sleepte aan
- sleepten aan
- sleepten aan
- sleepten aan
v.t.t.
- heb aangesleept
- hebt aangesleept
- heeft aangesleept
- hebben aangesleept
- hebben aangesleept
- hebben aangesleept
v.v.t.
- had aangesleept
- had aangesleept
- had aangesleept
- hadden aangesleept
- hadden aangesleept
- hadden aangesleept
o.t.t.t.
- zal aanslepen
- zult aanslepen
- zal aanslepen
- zullen aanslepen
- zullen aanslepen
- zullen aanslepen
o.v.t.t.
- zou aanslepen
- zou aanslepen
- zou aanslepen
- zouden aanslepen
- zouden aanslepen
- zouden aanslepen
diversen
- sleep aan!
- sleept aan!
- aangesleept
- aanslepende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aanslepen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
dra | aanslepen | eruit halen; inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren; oprekken; rekken; sjorren; slepen; te voorschijn trekken |
släpa | aanslepen | dreggen; sjorren; sjouwen; slepen; sleuren; torsen; trekken; voorttrekken; zeulen |
aanslijpen:
-
aanslijpen (slijpen)
Conjugations for aanslijpen:
o.t.t.
- slijp aan
- slijpt aan
- slijpt aan
- slijpen aan
- slijpen aan
- slijpen aan
o.v.t.
- sleep aan
- sleep aan
- sleep aan
- slepen aan
- slepen aan
- slepen aan
v.t.t.
- heb aangeslepen
- hebt aangeslepen
- heeft aangeslepen
- hebben aangeslepen
- hebben aangeslepen
- hebben aangeslepen
v.v.t.
- had aangeslepen
- had aangeslepen
- had aangeslepen
- hadden aangeslepen
- hadden aangeslepen
- hadden aangeslepen
o.t.t.t.
- zal aanslijpen
- zult aanslijpen
- zal aanslijpen
- zullen aanslijpen
- zullen aanslijpen
- zullen aanslijpen
o.v.t.t.
- zou aanslijpen
- zou aanslijpen
- zou aanslijpen
- zouden aanslijpen
- zouden aanslijpen
- zouden aanslijpen
diversen
- slijp aan!
- slijpt aan!
- aangeslepen
- aanslijpende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aanslijpen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
skärpande | aanslijpen | verscherping |
vässande | aanslijpen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
slipa | aanslijpen; slijpen | aanscherpen; aanspitsen; aanzetten; een slepende gang hebben; scherp maken; scherpen; slijpen; wetten |
vässa | aanslijpen; slijpen | aanscherpen; aanspitsen; scherp maken; slijpen |