Dutch
Detailed Translations for afpers from Dutch to Swedish
afpersen:
-
afpersen (chanteren)
Conjugations for afpersen:
o.t.t.
- pers af
- perst af
- perst af
- persen af
- persen af
- persen af
o.v.t.
- perste af
- perste af
- perste af
- persten af
- persten af
- persten af
v.t.t.
- heb afgeperst
- hebt afgeperst
- heeft afgeperst
- hebben afgeperst
- hebben afgeperst
- hebben afgeperst
v.v.t.
- had afgeperst
- had afgeperst
- had afgeperst
- hadden afgeperst
- hadden afgeperst
- hadden afgeperst
o.t.t.t.
- zal afpersen
- zult afpersen
- zal afpersen
- zullen afpersen
- zullen afpersen
- zullen afpersen
o.v.t.t.
- zou afpersen
- zou afpersen
- zou afpersen
- zouden afpersen
- zouden afpersen
- zouden afpersen
diversen
- pers af!
- perst af!
- afgeperst
- afpersende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for afpersen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
utpressa | afpersen; chanteren |
Related Definitions for "afpersen":
External Machine Translations: