Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. afreageren:


Dutch

Detailed Translations for afreageren from Dutch to Swedish

afreageren:

afreageren verb (reageer af, reageert af, reageerde af, reageerden af, afgereageerd)

  1. afreageren (luchten)
    ventilera; släppa loss; reagera av
    • ventilera verb (ventilerar, ventilerade, ventilerat)
    • släppa loss verb (släpper loss, släppte loss, släppt loss)
    • reagera av verb (reagerar av, reagerade av, reagerat av)

Conjugations for afreageren:

o.t.t.
  1. reageer af
  2. reageert af
  3. reageert af
  4. reageren af
  5. reageren af
  6. reageren af
o.v.t.
  1. reageerde af
  2. reageerde af
  3. reageerde af
  4. reageerden af
  5. reageerden af
  6. reageerden af
v.t.t.
  1. heb afgereageerd
  2. hebt afgereageerd
  3. heeft afgereageerd
  4. hebben afgereageerd
  5. hebben afgereageerd
  6. hebben afgereageerd
v.v.t.
  1. had afgereageerd
  2. had afgereageerd
  3. had afgereageerd
  4. hadden afgereageerd
  5. hadden afgereageerd
  6. hadden afgereageerd
o.t.t.t.
  1. zal afreageren
  2. zult afreageren
  3. zal afreageren
  4. zullen afreageren
  5. zullen afreageren
  6. zullen afreageren
o.v.t.t.
  1. zou afreageren
  2. zou afreageren
  3. zou afreageren
  4. zouden afreageren
  5. zouden afreageren
  6. zouden afreageren
diversen
  1. reageer af!
  2. reageert af!
  3. afgereageerd
  4. afreagerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for afreageren:

NounRelated TranslationsOther Translations
släppa loss loslating; losraken
VerbRelated TranslationsOther Translations
reagera av afreageren; luchten
släppa loss afreageren; luchten
ventilera afreageren; luchten ontluchten; ventileren