Summary
Dutch
Detailed Translations for bedaren from Dutch to Swedish
bedaren:
-
bedaren (beheersen; bedwingen; beteugelen; matigen; intomen)
-
bedaren (tot kalmte manen; kalmeren; sussen)
Conjugations for bedaren:
o.t.t.
- bedaar
- bedaart
- bedaart
- bedaren
- bedaren
- bedaren
o.v.t.
- bedaarde
- bedaarde
- bedaarde
- bedaarden
- bedaarden
- bedaarden
v.t.t.
- ben bedaard
- bent bedaard
- is bedaard
- zijn bedaard
- zijn bedaard
- zijn bedaard
v.v.t.
- was bedaard
- was bedaard
- was bedaard
- waren bedaard
- waren bedaard
- waren bedaard
o.t.t.t.
- zal bedaren
- zult bedaren
- zal bedaren
- zullen bedaren
- zullen bedaren
- zullen bedaren
o.v.t.t.
- zou bedaren
- zou bedaren
- zou bedaren
- zouden bedaren
- zouden bedaren
- zouden bedaren
diversen
- bedaar!
- bedaart!
- bedaard
- bedarende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bedaren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
behärska | bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; matigen | bedwingen; beteugelen; in bedwang houden; onder controle hebben |
hålla tillbaka | bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; matigen | afhouden; bedwingen; beletten; beteugelen; ervanaf houden; in bedwang houden; onderdrukken; onthouden; ophopen; opkroppen; opnemen; opslaan; opstapelen; terughouden; weerhouden |
lindra | bedaren; kalmeren; sussen; tot kalmte manen | beschijnen; lenigen; lessen; opluchten; stillen; verlichten; vermurwen; vertederen; vervriendelijken; verzachten |
lugna | bedaren; kalmeren; sussen; tot kalmte manen | bemoedigen; doodzwijgen; geruststellen; kalmeren; ondersteunen; opbeuren; opluchten; troosten; vertroosten; volkomen negeren |
Wiktionary Translations for bedaren:
bedaren
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bedaren | → blidka | ↔ placate — to calm |
• bedaren | → slopa; besegra; avliva; avrätta; dräpa; förnedra; förödmjuka | ↔ abattre — Traductions à trier suivant le sens |
• bedaren | → lugna; stärka; styrka | ↔ rassurer — redonner l’assurance, rendre la confiance, la tranquillité. |