Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. bedrog:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bedrog from Dutch to Swedish

bedrog:

bedrog [het ~] noun

  1. het bedrog (leugen; onwaarheid)
    lögn; bedrägeri; svek
  2. het bedrog (misleiding; oplichterij; zwendel)
    bedrägeri; fusk; svindel
  3. het bedrog (zwendelarij; nep; oplichterij; knoeierij)
  4. het bedrog
    bedrägeri

Translation Matrix for bedrog:

NounRelated TranslationsOther Translations
bedrägeri bedrog; leugen; misleiding; onwaarheid; oplichterij; zwendel capriool; fraude; gekke streek; gezwendel; oplichterij; oplichting; verdonkeremaning; verduistering; voorspiegeling; zwendel; zwendelarij
fusk bedrog; misleiding; oplichterij; zwendel geklodder; gespiek
lögn bedrog; leugen; onwaarheid bedenksel; fabel; fictie; leugen; sprookje; verdichting; verdichtsel; verzinsel
svek bedrog; leugen; onwaarheid
svindel bedrog; misleiding; oplichterij; zwendel boerenbedrog; duizeling; vertigo
svindlande bedrog; knoeierij; nep; oplichterij; zwendelarij
ModifierRelated TranslationsOther Translations
svindlande duizelingwekkend

Synonyms for "bedrog":


Related Definitions for "bedrog":

  1. iets gemeens en oneerlijks1
    • het bedrog van de boekhouder is uitgekomen1

Wiktionary Translations for bedrog:


Cross Translation:
FromToVia
bedrog bedrägeri deception — instance of actions fabricated to mislead
bedrog bedrägeri fraud — an act of deception
bedrog lurendrejeri scam — fraudulent deal
bedrog fiffel; fuffens shenanigans — trickery, games; skulduggery
bedrog bluff; bedrägeri; skojeri; svindel; fusk Betrug — eine bewusste Täuschung, Hintergehung