Dutch
Detailed Translations for bekomen from Dutch to Swedish
bekomen:
-
bekomen (zich hervinden)
-
bekomen (op zijn verhaal komen)
Conjugations for bekomen:
o.t.t.
- bekom
- bekomt
- bekomt
- bekomen
- bekomen
- bekomen
o.v.t.
- bekwam
- bekwam
- bekwam
- bekwamen
- bekwamen
- bekwamen
v.t.t.
- ben bekomen
- bent bekomen
- is bekomen
- zijn bekomen
- zijn bekomen
- zijn bekomen
v.v.t.
- was bekomen
- was bekomen
- was bekomen
- waren bekomen
- waren bekomen
- waren bekomen
o.t.t.t.
- zal bekomen
- zult bekomen
- zal bekomen
- zullen bekomen
- zullen bekomen
- zullen bekomen
o.v.t.t.
- zou bekomen
- zou bekomen
- zou bekomen
- zouden bekomen
- zouden bekomen
- zouden bekomen
diversen
- bekom!
- bekomt!
- bekomen
- bekomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bekomen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
andas igen | bekomen; op zijn verhaal komen | |
hämta sig | bekomen; zich hervinden | |
komma på fötter igen | bekomen; zich hervinden | |
tillfriskna | bekomen; zich hervinden | beteren; genezen; genezen van ziekte; gezond worden; helen |
Wiktionary Translations for bekomen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bekomen | → ska ha; vill ha | ↔ bekommen — (transitiv) wie viel ist zu zahlen, was wird gewünscht? |
• bekomen | → få; erhålla | ↔ bekommen — (transitiv) sich einer Person oder Sache bemächtigen |
• bekomen | → erhålla; få | ↔ bekommen — (transitiv) etwas empfangen, etwas erhalten, etwas erlangen, etwas (oder einen Zustand) erreichen |