Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. blazen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for blaast from Dutch to Swedish

blazen:

blazen verb (blaas, blaast, blies, bliezen, geblazen)

  1. blazen (fluiten; pijpen)
    flöjta; vissla; humma
    • flöjta verb (flöjtar, flöjtade, flöjtat)
    • vissla verb (visslar, visslade, visslat)
    • humma verb (hummar, hummade, hummat)
  2. blazen (puffen; hijgen)
    flåsa; flämta
    • flåsa verb (flåsar, flåsade, flåsat)
    • flämta verb (flämtar, flämtade, flämtat)

Conjugations for blazen:

o.t.t.
  1. blaas
  2. blaast
  3. blaast
  4. blazen
  5. blazen
  6. blazen
o.v.t.
  1. blies
  2. blies
  3. blies
  4. bliezen
  5. bliezen
  6. bliezen
v.t.t.
  1. heb geblazen
  2. hebt geblazen
  3. heeft geblazen
  4. hebben geblazen
  5. hebben geblazen
  6. hebben geblazen
v.v.t.
  1. had geblazen
  2. had geblazen
  3. had geblazen
  4. hadden geblazen
  5. hadden geblazen
  6. hadden geblazen
o.t.t.t.
  1. zal blazen
  2. zult blazen
  3. zal blazen
  4. zullen blazen
  5. zullen blazen
  6. zullen blazen
o.v.t.t.
  1. zou blazen
  2. zou blazen
  3. zou blazen
  4. zouden blazen
  5. zouden blazen
  6. zouden blazen
diversen
  1. blaas!
  2. blaast!
  3. geblazen
  4. blazend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for blazen:

NounRelated TranslationsOther Translations
vissla fluit
VerbRelated TranslationsOther Translations
flämta blazen; hijgen; puffen hijgen; opflakkeren; zwaar ademhalen
flåsa blazen; hijgen; puffen
flöjta blazen; fluiten; pijpen
humma blazen; fluiten; pijpen neuriën
vissla blazen; fluiten; pijpen

Related Words for "blazen":


Wiktionary Translations for blazen:


Cross Translation:
FromToVia
blazen blåsa blow — to produce an air current
blazen blåsa wind — blow air through (a wind instrument)
blazen bris; anda soufflevent produit pousser l’air hors de la bouche.
blazen blåsa souffler — à classer