Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. boren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for borend from Dutch to Swedish

borend form of boren:

boren verb (boor, boort, boorde, boorden, geboord)

  1. boren (aanboren)
    borra
    • borra verb (borrar, borrade, borrat)
  2. boren

Conjugations for boren:

o.t.t.
  1. boor
  2. boort
  3. boort
  4. boren
  5. boren
  6. boren
o.v.t.
  1. boorde
  2. boorde
  3. boorde
  4. boorden
  5. boorden
  6. boorden
v.t.t.
  1. heb geboord
  2. hebt geboord
  3. heeft geboord
  4. hebben geboord
  5. hebben geboord
  6. hebben geboord
v.v.t.
  1. had geboord
  2. had geboord
  3. had geboord
  4. hadden geboord
  5. hadden geboord
  6. hadden geboord
o.t.t.t.
  1. zal boren
  2. zult boren
  3. zal boren
  4. zullen boren
  5. zullen boren
  6. zullen boren
o.v.t.t.
  1. zou boren
  2. zou boren
  3. zou boren
  4. zouden boren
  5. zouden boren
  6. zouden boren
en verder
  1. ben geboord
  2. bent geboord
  3. is geboord
  4. zijn geboord
  5. zijn geboord
  6. zijn geboord
diversen
  1. boor!
  2. boort!
  3. geboord
  4. borend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for boren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
borra aanboren; boren
OtherRelated TranslationsOther Translations
borrning boren

Related Words for "boren":


Wiktionary Translations for boren:


Cross Translation:
FromToVia
boren borra bore — to make a hole
boren borra drill — to make a hole
boren borra forer — Percer.
boren borra percer — Traverser en faisant un trou, une ouverture. (Sens général).