Dutch

Detailed Translations for bots from Dutch to Swedish

bots form of bot:

bot [de ~ (m)] noun

  1. de bot
    ben
    • ben [-ett] noun

bot

  1. bot (robot)

Translation Matrix for bot:

NounRelated TranslationsOther Translations
ben bot been; benen; botten; gebeente; knekels; ledemaat; poot; skelet; voet
- been
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
robot bot; robot
OtherRelated TranslationsOther Translations
robot raket
vilt flink
ModifierRelated TranslationsOther Translations
barbarisk bot; lomp; onbehouwen; onbeschaafd; onopgevoed barbaars; beestachtig; bruut; inhumaan; monsterlijk; onmenselijk; wreed
barbariskt bot; lomp; onbehouwen; onbeschaafd; onopgevoed barbaars; beestachtig; bruut; inhumaan; monsterlijk; onmenselijk; wreed
ben benen
bondigt bot; lomp; onbehouwen; onbeschaafd; onopgevoed
ociviliserad bot; lomp; onbehouwen; onbeschaafd; onopgevoed
ociviliserat bot; lomp; onbehouwen; onbeschaafd; onopgevoed
okultiverad bot; lomp; onbehouwen; onbeschaafd; onopgevoed
okultiverat bot; lomp; onbehouwen; onbeschaafd; onopgevoed
oskarp bot; onscherp
oskarpt bot; onscherp
rak på sak bot; kortaf; zonder omhaal
rakt på sak bot; kortaf; zonder omhaal direct; gladaf; ongezouten
vilt bot; lomp; onbehouwen; onbeschaafd; onopgevoed fel; felle; heftig; hevig; verwoed; wild

Related Words for "bot":


Synonyms for "bot":


Antonyms for "bot":


Related Definitions for "bot":

  1. deel van het geraamte van mens of dier1
    • het bot in de arm is gebroken1
  2. niet goed geslepen1
    • dit mes is bot, ik kan er niet mee snijden1
  3. onvriendelijk en kortaf1
    • ze gaf een bot antwoord1

Wiktionary Translations for bot:


Cross Translation:
FromToVia
bot trubbig blunt — Having a thick edge or point, as an instrument
bot ben bone — component of a skeleton
bot känga; stövel boot — heavy shoe that covers part of the leg
bot hjärtlös; känslokall; känslolös callous — emotionally hardened
bot slö; oskarp dull — lacking the ability to cut easily; not sharp
bot flundra; skrubbskädda flounderPlatichthys flesus
bot trubbig; slö obtuse — botany, zoology: blunt
bot flundra; skrubbskädda Buttallenfalls Plural 1: norddeutscher Name der Flunder (Platichthys flesus)
bot skrubbskädda; flundra FlunderZoologie: ein Plattfisch (Platichthys flesus)
bot ben Knochen — Teil des Skeletts der Wirbeltiere
bot ovass contondant — Qui blesser sans percer ni couper, mais en faisant des contusions, comme un bâton, un marteau, etc.
bot ovass; blid; mild; söt doux — Traductions à trier suivant le sens.
bot skrubbskädda flet — zoologie|nocat Une des espèces de poissons osseux surtout marins, certains poisson plat voisins de la plie et de la limande.
bot dum idiotignare, ignorant.
bot ovass mousse — (vieilli) Qui est émoussé, qui a perdu son tranchant, en parlant d’une lame.
bot ovass; trubbig; slö obtus — biologie|fr Qui est arrondir, émousser au lieu d’être anguleux ou pointu.
bot ben os — squelette|fr indén|fr tissu dur et calcifié du squelette des animaux vertébrés, consistant en très grande partie en carbonate de calcium, phosphate de calcium et gélatine.
bot ovass; döv sourd — Qui est privé du sens de l’ouïe
bot dum stupide — Qui frapper de stupeur.
bot ovass terne — Qui n’a pas l’éclat qu’il doit avoir, ou qui en a peu en comparaison d’une autre chose.

botsen:

botsen verb (bots, botst, botste, botsten, gebotst)

  1. botsen (stoten op; op elkaar stoten; aanrijden; op elkaar knallen)
    kollidera; stöta ihop; stöta inpå
    • kollidera verb (kolliderar, kolliderade, kolliderat)
    • stöta ihop verb (stöter ihop, stötte ihop, stött ihop)
    • stöta inpå verb (stöter inpå, stötte inpå, stött inpå)

Conjugations for botsen:

o.t.t.
  1. bots
  2. botst
  3. botst
  4. botsen
  5. botsen
  6. botsen
o.v.t.
  1. botste
  2. botste
  3. botste
  4. botsten
  5. botsten
  6. botsten
v.t.t.
  1. ben gebotst
  2. bent gebotst
  3. is gebotst
  4. zijn gebotst
  5. zijn gebotst
  6. zijn gebotst
v.v.t.
  1. was gebotst
  2. was gebotst
  3. was gebotst
  4. waren gebotst
  5. waren gebotst
  6. waren gebotst
o.t.t.t.
  1. zal botsen
  2. zult botsen
  3. zal botsen
  4. zullen botsen
  5. zullen botsen
  6. zullen botsen
o.v.t.t.
  1. zou botsen
  2. zou botsen
  3. zou botsen
  4. zouden botsen
  5. zouden botsen
  6. zouden botsen
diversen
  1. bots!
  2. botst!
  3. gebotst
  4. botsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for botsen:

NounRelated TranslationsOther Translations
stöta ihop horten; schokken
VerbRelated TranslationsOther Translations
kollidera aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op
stöta ihop aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op aanvaren
stöta inpå aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op

Wiktionary Translations for botsen:


Cross Translation:
FromToVia
botsen slå emot; stöta emot knock — to bump or impact
botsen slå ned; dunsa ned aufprallen — heftig auf etwas aufschlagen