Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. drinken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for drink from Dutch to Swedish

drink form of drinken:

drinken verb (drink, drinkt, dronk, dronken, gedronken)

  1. drinken (alcohol gebruiken)
    snapsa; dricka; supa; sprita; tuta
    • snapsa verb (snapsar, snapsade, snapsat)
    • dricka verb (dricker, drack, druckit)
    • supa verb (super, söp, supit)
    • sprita verb (spritar, spritade, spritat)
    • tuta verb (tutar, tutade, tutat)
  2. drinken (zuipen; borrelen)
    dricka för mycket; få sig en fulla; supa
    • dricka för mycket verb (dricker för mycket, drack för mycket, druckit för mycket)
    • få sig en fulla verb (får sig en fulla, fick sig en fulla, fått sig en fulla)
    • supa verb (super, söp, supit)

Conjugations for drinken:

o.t.t.
  1. drink
  2. drinkt
  3. drinkt
  4. drinken
  5. drinken
  6. drinken
o.v.t.
  1. dronk
  2. dronk
  3. dronk
  4. dronken
  5. dronken
  6. dronken
v.t.t.
  1. heb gedronken
  2. hebt gedronken
  3. heeft gedronken
  4. hebben gedronken
  5. hebben gedronken
  6. hebben gedronken
v.v.t.
  1. had gedronken
  2. had gedronken
  3. had gedronken
  4. hadden gedronken
  5. hadden gedronken
  6. hadden gedronken
o.t.t.t.
  1. zal drinken
  2. zult drinken
  3. zal drinken
  4. zullen drinken
  5. zullen drinken
  6. zullen drinken
o.v.t.t.
  1. zou drinken
  2. zou drinken
  3. zou drinken
  4. zouden drinken
  5. zouden drinken
  6. zouden drinken
diversen
  1. drink!
  2. drinkt!
  3. gedronken
  4. drinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

drinken [znw.] noun

  1. drinken

Translation Matrix for drinken:

NounRelated TranslationsOther Translations
drickande drinken
VerbRelated TranslationsOther Translations
dricka alcohol gebruiken; drinken borrel pakken; borrelen; een borrel drinken; ledigen; leegdrinken; leegmaken; neut nemen; opdrinken; uitdrinken; zich laven; zich verkwikken; zijn dorst stillen
dricka för mycket borrelen; drinken; zuipen
få sig en fulla borrelen; drinken; zuipen
snapsa alcohol gebruiken; drinken
sprita alcohol gebruiken; drinken
supa alcohol gebruiken; borrelen; drinken; zuipen overmatig veel drinken; pimpelen
tuta alcohol gebruiken; drinken claxonneren; toeteren
OtherRelated TranslationsOther Translations
tuta toet; toeterend geluid
ModifierRelated TranslationsOther Translations
tuta bliep

Related Definitions for "drinken":

  1. regelmatig sterke drank gebruiken1
    • als er problemen zijn, gaat hij drinken1
  2. vloeistof in je mond laten lopen en doorslikken1
    • we drinken een glas melk1

Wiktionary Translations for drinken:


Cross Translation:
FromToVia
drinken dricka drink — consume liquid through the mouth
drinken dricka; supa drink — consume alcoholic beverages
drinken klunk; drickande drink — action of drinking
drinken dricka boiremettre un liquide dans sa bouche et l’avaler.