Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. dwarszitten:


Dutch

Detailed Translations for dwarszitten from Dutch to Swedish

dwarszitten:

dwarszitten verb (zit dwars, zat dwars, zaten dwars, dwarsgezeten)

  1. dwarszitten (op zijn hart hebben)
    ha något på hjärtat

Conjugations for dwarszitten:

o.t.t.
  1. zit dwars
  2. zit dwars
  3. zit dwars
  4. zitten dwars
  5. zitten dwars
  6. zitten dwars
o.v.t.
  1. zat dwars
  2. zat dwars
  3. zat dwars
  4. zaten dwars
  5. zaten dwars
  6. zaten dwars
v.t.t.
  1. heb dwarsgezeten
  2. hebt dwarsgezeten
  3. heeft dwarsgezeten
  4. hebben dwarsgezeten
  5. hebben dwarsgezeten
  6. hebben dwarsgezeten
v.v.t.
  1. had dwarsgezeten
  2. had dwarsgezeten
  3. had dwarsgezeten
  4. hadden dwarsgezeten
  5. hadden dwarsgezeten
  6. hadden dwarsgezeten
o.t.t.t.
  1. zal dwarszitten
  2. zult dwarszitten
  3. zal dwarszitten
  4. zullen dwarszitten
  5. zullen dwarszitten
  6. zullen dwarszitten
o.v.t.t.
  1. zou dwarszitten
  2. zou dwarszitten
  3. zou dwarszitten
  4. zouden dwarszitten
  5. zouden dwarszitten
  6. zouden dwarszitten
en verder
  1. ben dwarsgezeten
  2. bent dwarsgezeten
  3. is dwarsgezeten
  4. zijn dwarsgezeten
  5. zijn dwarsgezeten
  6. zijn dwarsgezeten
diversen
  1. zit dwars!
  2. zit dwars!
  3. dwarsgezeten
  4. dwarszittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dwarszitten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ha något på hjärtat dwarszitten; op zijn hart hebben