Dutch
Detailed Translations for erbij komen from Dutch to Swedish
erbij komen:
-
erbij komen
Conjugations for erbij komen:
o.t.t.
- kom erbij
- komt erbij
- komt erbij
- komen erbij
- komen erbij
- komen erbij
o.v.t.
- kwam erbij
- kwam erbij
- kwam erbij
- kwamen erbij
- kwamen erbij
- kwamen erbij
v.t.t.
- ben erbij gekomen
- bent erbij gekomen
- is erbij gekomen
- zijn erbij gekomen
- zijn erbij gekomen
- zijn erbij gekomen
v.v.t.
- was erbij gekomen
- was erbij gekomen
- was erbij gekomen
- waren erbij gekomen
- waren erbij gekomen
- waren erbij gekomen
o.t.t.t.
- zal erbij komen
- zult erbij komen
- zal erbij komen
- zullen erbij komen
- zullen erbij komen
- zullen erbij komen
o.v.t.t.
- zou erbij komen
- zou erbij komen
- zou erbij komen
- zouden erbij komen
- zouden erbij komen
- zouden erbij komen
diversen
- kom erbij!
- komt erbij!
- erbij gekomen
- erbij komend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for erbij komen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
samla | erbij komen | afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; bij elkaar brengen; bijeen scharrelen; bijeenbrengen; bijeenroepen; bijeenzamelen; bijeenzoeken; concentreren; convoceren; cumuleren; inzamelen; meenemen; oogsten; opeenhopen; ophalen; oppikken; oppotten; plukken; samenbrengen; samenpakken; samenrapen; samenroepen; samenscholen; sparen; verenigen; vergaren; verzamelen; weghalen; wegnemen |