Summary
Dutch to Swedish: more detail...
- gekruid:
- kruien:
- kruiden:
-
Wiktionary:
- gekruid → kryddig, kryddstark
- kruiden → krydda
Dutch
Detailed Translations for gekruid from Dutch to Swedish
gekruid:
Translation Matrix for gekruid:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
kryddad | gekruid; gepeperd; hartig; heet; pikant; pittig | door en door; doorgewinterd; geroutineerd; geslepen; uitgeslapen |
kryddat | gekruid; gepeperd; hartig; heet; kruidig; pikant; pittig | door en door; doorgewinterd; geroutineerd; geslepen; uitgeslapen |
kryddstark | gekruid; gepeperd; hartig; kruidig; pittig | |
kryddstarkt | gekruid; gepeperd; hartig; kruidig; pittig | |
pepprad | gekruid; gepeperd; hartig; heet; pikant; pittig | |
pepprat | gekruid; gepeperd; hartig; heet; pikant; pittig |
Wiktionary Translations for gekruid:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• gekruid | → kryddig; kryddstark | ↔ spicy — containing spice |
gekruid form of kruien:
-
kruien (karren)
Conjugations for kruien:
o.t.t.
- krui
- kruit
- kruit
- kruien
- kruien
- kruien
o.v.t.
- kruide
- kruide
- kruide
- kruiden
- kruiden
- kruiden
v.t.t.
- heb gekruid
- hebt gekruid
- heeft gekruid
- hebben gekruid
- hebben gekruid
- hebben gekruid
v.v.t.
- had gekruid
- had gekruid
- had gekruid
- hadden gekruid
- hadden gekruid
- hadden gekruid
o.t.t.t.
- zal kruien
- zult kruien
- zal kruien
- zullen kruien
- zullen kruien
- zullen kruien
o.v.t.t.
- zou kruien
- zou kruien
- zou kruien
- zouden kruien
- zouden kruien
- zouden kruien
diversen
- krui!
- kruit!
- gekruid
- kruiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kruien:
Verb | Related Translations | Other Translations |
rulla | karren; kruien | schuiven; spartelen; taxiën; verrollen |
trilla | karren; kruien |
kruiden:
-
de kruiden (specerijen; smaakstoffen)
-
de kruiden (kruiderij)
-
kruiden (kruiden toevoegen)
Conjugations for kruiden:
o.t.t.
- kruid
- kruidt
- kruidt
- kruiden
- kruiden
- kruiden
o.v.t.
- kruidde
- kruidde
- kruidde
- kruidden
- kruidden
- kruidden
v.t.t.
- heb gekruid
- hebt gekruid
- heeft gekruid
- hebben gekruid
- hebben gekruid
- hebben gekruid
v.v.t.
- had gekruid
- had gekruid
- had gekruid
- hadden gekruid
- hadden gekruid
- hadden gekruid
o.t.t.t.
- zal kruiden
- zult kruiden
- zal kruiden
- zullen kruiden
- zullen kruiden
- zullen kruiden
o.v.t.t.
- zou kruiden
- zou kruiden
- zou kruiden
- zouden kruiden
- zouden kruiden
- zouden kruiden
en verder
- ben gekruid
- bent gekruid
- is gekruid
- zijn gekruid
- zijn gekruid
- zijn gekruid
diversen
- kruid!
- kruidt!
- gekruid
- kruidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kruiden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
krydda | kruid; kruiderij; specerij | |
kryddor | kruiden; smaakstoffen; specerijen | |
smaksättare | kruiden; smaakstoffen; specerijen | smaakmaker |
säsonger | kruiden; kruiderij | |
örter | kruiden; smaakstoffen; specerijen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
ge smak åt | kruiden; kruiden toevoegen | |
krydda | kruiden; kruiden toevoegen |