Summary
Dutch
Detailed Translations for gieten from Dutch to Swedish
gieten:
-
gieten (schenken; uitstorten)
-
gieten (stortregenen; plenzen)
Conjugations for gieten:
o.t.t.
- giet
- giet
- giet
- gieten
- gieten
- gieten
o.v.t.
- giette
- giette
- giette
- gietten
- gietten
- gietten
v.t.t.
- heb gegoten
- hebt gegoten
- heeft gegoten
- hebben gegoten
- hebben gegoten
- hebben gegoten
v.v.t.
- had gegoten
- had gegoten
- had gegoten
- hadden gegoten
- hadden gegoten
- hadden gegoten
o.t.t.t.
- zal gieten
- zult gieten
- zal gieten
- zullen gieten
- zullen gieten
- zullen gieten
o.v.t.t.
- zou gieten
- zou gieten
- zou gieten
- zouden gieten
- zouden gieten
- zouden gieten
diversen
- giet!
- giet!
- gegoten
- gieten
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
gieten (stortregenen; storten; plenzen)
Translation Matrix for gieten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
hällregn | gieten; plenzen; storten; stortregenen | gietbui; plensbui; slagregen; stortbui; stortregen; zware regenbui |
Verb | Related Translations | Other Translations |
hälla | gieten; schenken; uitstorten | |
stänka | gieten; schenken; uitstorten | bespatten; bespetteren; besprenkelen; klateren; rondstrooien; sprenkelen; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien |
ösregna | gieten; plenzen; stortregenen | gulpen; gutsen; in stromen neerstorten |
Related Definitions for "gieten":
Wiktionary Translations for gieten:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• gieten | → gjuta | ↔ cast — to make by pouring into a mould |
• gieten | → hälla | ↔ pour — to cause to flow in a stream |
• gieten | → vattna; överhopa | ↔ abreuver — faire boire (un animal, particulièrement un cheval). |
• gieten | → gjuta; hälla; stöpa | ↔ verser — Traductions à trier suivant le sens |