Dutch
Detailed Translations for inkleden from Dutch to Swedish
inkleden:
-
inkleden
Conjugations for inkleden:
o.t.t.
- kleed in
- kleedt in
- kleedt in
- kleden in
- kleden in
- kleden in
o.v.t.
- kleedde in
- kleedde in
- kleedde in
- kleedden in
- kleedden in
- kleedden in
v.t.t.
- heb ingekleed
- hebt ingekleed
- heeft ingekleed
- hebben ingekleed
- hebben ingekleed
- hebben ingekleed
v.v.t.
- had ingekleed
- had ingekleed
- had ingekleed
- hadden ingekleed
- hadden ingekleed
- hadden ingekleed
o.t.t.t.
- zal inkleden
- zult inkleden
- zal inkleden
- zullen inkleden
- zullen inkleden
- zullen inkleden
o.v.t.t.
- zou inkleden
- zou inkleden
- zou inkleden
- zouden inkleden
- zouden inkleden
- zouden inkleden
en verder
- is ingekleed
diversen
- kleed in!
- kleedt in!
- ingekleed
- inkledend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for inkleden:
Verb | Related Translations | Other Translations |
frasa | inkleden | knisperen; ritselen; ruisen; suizelen; suizen; zacht ruisen |