Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. invaart:
  2. invaren:


Dutch

Detailed Translations for invaart from Dutch to Swedish

invaart:

invaart [de ~] noun

  1. de invaart
    ingång; inträde; intåg

Translation Matrix for invaart:

NounRelated TranslationsOther Translations
ingång invaart entree; ingang; inkomst; inlaat; inrit; oprijlaan; oprit; poort; toegang; toegangspoort; toetreding; voorhuis
inträde invaart aankomst; binnenkomst; comparatie; entree; inkomst; intocht; intrede; intredingen; toelating; verschijning; verschijningsvorm
intåg invaart inkomst; inval; invasie

invaart form of invaren:

invaren verb (vaar in, vaart in, voer in, voeren in, ingevaren)

  1. invaren (binnenvaren)
    segla in
    • segla in verb (seglar in, seglade in, seglat in)

Conjugations for invaren:

o.t.t.
  1. vaar in
  2. vaart in
  3. vaart in
  4. varen in
  5. varen in
  6. varen in
o.v.t.
  1. voer in
  2. voer in
  3. voer in
  4. voeren in
  5. voeren in
  6. voeren in
v.t.t.
  1. ben ingevaren
  2. bent ingevaren
  3. is ingevaren
  4. zijn ingevaren
  5. zijn ingevaren
  6. zijn ingevaren
v.v.t.
  1. was ingevaren
  2. was ingevaren
  3. was ingevaren
  4. waren ingevaren
  5. waren ingevaren
  6. waren ingevaren
o.t.t.t.
  1. zal invaren
  2. zult invaren
  3. zal invaren
  4. zullen invaren
  5. zullen invaren
  6. zullen invaren
o.v.t.t.
  1. zou invaren
  2. zou invaren
  3. zou invaren
  4. zouden invaren
  5. zouden invaren
  6. zouden invaren
en verder
  1. vaarde in
  2. vaarde in
  3. vaarde in
  4. vaarden in
  5. vaarden in
  6. vaarden in
diversen
  1. vaar in!
  2. vaart in!
  3. ingevaren
  4. invarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for invaren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
segla in binnenvaren; invaren