Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. kazen:


Dutch

Detailed Translations for kaasde from Dutch to Swedish

kaasde form of kazen:

kazen verb (kaas, kaast, kaasde, kaasden, gekaasd)

  1. kazen
    kela
    • kela verb (kelar, kelade, kelat)

Conjugations for kazen:

o.t.t.
  1. kaas
  2. kaast
  3. kaast
  4. kazen
  5. kazen
  6. kazen
o.v.t.
  1. kaasde
  2. kaasde
  3. kaasde
  4. kaasden
  5. kaasden
  6. kaasden
v.t.t.
  1. heb gekaasd
  2. hebt gekaasd
  3. heeft gekaasd
  4. hebben gekaasd
  5. hebben gekaasd
  6. hebben gekaasd
v.v.t.
  1. had gekaasd
  2. had gekaasd
  3. had gekaasd
  4. hadden gekaasd
  5. hadden gekaasd
  6. hadden gekaasd
o.t.t.t.
  1. zal kazen
  2. zult kazen
  3. zal kazen
  4. zullen kazen
  5. zullen kazen
  6. zullen kazen
o.v.t.t.
  1. zou kazen
  2. zou kazen
  3. zou kazen
  4. zouden kazen
  5. zouden kazen
  6. zouden kazen
diversen
  1. kaas!
  2. kaast!
  3. gekaasd
  4. kazend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kazen:

NounRelated TranslationsOther Translations
kela geminnekoos; gevrij; vrijerij
VerbRelated TranslationsOther Translations
kela kazen knuffelen; liefkozen

Related Words for "kazen":


External Machine Translations: