Dutch
Detailed Translations for knaphouden from Dutch to Swedish
knaphouden:
-
knaphouden (schoonhouden; nethouden)
Conjugations for knaphouden:
o.t.t.
- houd knap
- houdt knap
- houdt knap
- houden knap
- houden knap
- houden knap
o.v.t.
- hield knap
- hield knap
- hield knap
- hielden knap
- hielden knap
- hielden knap
v.t.t.
- heb knap gehouden
- hebt knap gehouden
- heeft knap gehouden
- hebben knap gehouden
- hebben knap gehouden
- hebben knap gehouden
v.v.t.
- had knap gehouden
- had knap gehouden
- had knap gehouden
- hadden knap gehouden
- hadden knap gehouden
- hadden knap gehouden
o.t.t.t.
- zal knaphouden
- zult knaphouden
- zal knaphouden
- zullen knaphouden
- zullen knaphouden
- zullen knaphouden
o.v.t.t.
- zou knaphouden
- zou knaphouden
- zou knaphouden
- zouden knaphouden
- zouden knaphouden
- zouden knaphouden
en verder
- is knap gehouden
diversen
- houd knap!
- houdt knap!
- knap gehouden
- knaphoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for knaphouden:
Verb | Related Translations | Other Translations |
renhålla | knaphouden; nethouden; schoonhouden |