Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. korsten:


Dutch

Detailed Translations for korstend from Dutch to Swedish

korsten:

korsten verb (korst, korstte, korstten, gekorst)

  1. korsten
    täcka med en skorpa

Conjugations for korsten:

o.t.t.
  1. korst
  2. korst
  3. korst
  4. korsten
  5. korsten
  6. korsten
o.v.t.
  1. korstte
  2. korstte
  3. korstte
  4. korstten
  5. korstten
  6. korstten
v.t.t.
  1. heb gekorst
  2. hebt gekorst
  3. heeft gekorst
  4. hebben gekorst
  5. hebben gekorst
  6. hebben gekorst
v.v.t.
  1. had gekorst
  2. had gekorst
  3. had gekorst
  4. hadden gekorst
  5. hadden gekorst
  6. hadden gekorst
o.t.t.t.
  1. zal korsten
  2. zult korsten
  3. zal korsten
  4. zullen korsten
  5. zullen korsten
  6. zullen korsten
o.v.t.t.
  1. zou korsten
  2. zou korsten
  3. zou korsten
  4. zouden korsten
  5. zouden korsten
  6. zouden korsten
en verder
  1. heb gekorst
  2. hebt gekorst
  3. heeft gekorst
  4. hebben gekorst
  5. hebben gekorst
  6. hebben gekorst
diversen
  1. korst!
  2. korst!
  3. gekorst
  4. korstend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

korsten [de ~] noun, plural

  1. de korsten (wondkorsten; roven)

Translation Matrix for korsten:

NounRelated TranslationsOther Translations
skorplager korsten; roven; wondkorsten
skorpor korsten; roven; wondkorsten
VerbRelated TranslationsOther Translations
täcka med en skorpa korsten

Related Words for "korsten":


External Machine Translations: