Summary
Dutch
Detailed Translations for leken from Dutch to Swedish
leken form of lijken:
-
lijken (schijnen; eruit zien; toeschijnen)
Conjugations for lijken:
o.t.t.
- lijk
- lijkt
- lijkt
- lijken
- lijken
- lijken
o.v.t.
- leek
- leek
- leek
- leken
- leken
- leken
v.t.t.
- heb geleken
- hebt geleken
- heeft geleken
- hebben geleken
- hebben geleken
- hebben geleken
v.v.t.
- had geleken
- had geleken
- had geleken
- hadden geleken
- hadden geleken
- hadden geleken
o.t.t.t.
- zal lijken
- zult lijken
- zal lijken
- zullen lijken
- zullen lijken
- zullen lijken
o.v.t.t.
- zou lijken
- zou lijken
- zou lijken
- zouden lijken
- zouden lijken
- zouden lijken
diversen
- lijk!
- lijkt!
- geleken
- lijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de lijken
döda kroppar-
döda kroppar noun
-
Translation Matrix for lijken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
döda kroppar | lijken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
se ut att | eruit zien; lijken; schijnen; toeschijnen | |
tyckas | eruit zien; lijken; schijnen; toeschijnen | de schijn van iets hebben; schijnen |
verka | eruit zien; lijken; schijnen; toeschijnen | opkomen bij |
- | schijnen |
Related Words for "lijken":
Synonyms for "lijken":
Antonyms for "lijken":
Related Definitions for "lijken":
Wiktionary Translations for lijken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lijken | → synas; verka; se ut | ↔ look — to appear, to seem |
• lijken | → likna | ↔ resemble — to be like or similar to something else |
• lijken | → förefalla; verka; tyckas; synas | ↔ seem — to appear |
• lijken | → likna | ↔ ressembler — Avoir du rapport, de la conformité avec quelqu’un, avec quelque chose. (Sens général). |
• lijken | → synas; tyckas | ↔ sembler — avoir l’air, l’apparence |
leken form of lek:
Translation Matrix for lek:
Noun | Related Translations | Other Translations |
hål | gaatje; gat; lek; lekken; waterlek | barst; compartiment; coupé; gat; groef; groeve; inkeping; kloof; kuil; mijn; mijngroeve; opening; reet; scheur; split; tanding; uitholling; uitsparing |
lekkage | gaatje; gat; lek; waterlek | |
läcka | lek; lekkage; lekken | |
läckage | lek; lekkage; lekken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
läcka | afdruipen; afdruppelen; doorlekken; lek zijn; lekken; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
punkterad | lek; ondicht | |
punkterat | lek; ondicht |
Related Words for "lek":
External Machine Translations: