Dutch
Detailed Translations for ontvellen from Dutch to Swedish
ontvellen:
-
ontvellen (ontvelling)
-
ontvellen (stropen)
Conjugations for ontvellen:
o.t.t.
- ontvel
- ontvelt
- ontvelt
- ontvellen
- ontvellen
- ontvellen
o.v.t.
- ontvelde
- ontvelde
- ontvelde
- ontvelden
- ontvelden
- ontvelden
v.t.t.
- heb ontveld
- hebt ontveld
- heeft ontveld
- hebben ontveld
- hebben ontveld
- hebben ontveld
v.v.t.
- had ontveld
- had ontveld
- had ontveld
- hadden ontveld
- hadden ontveld
- hadden ontveld
o.t.t.t.
- zal ontvellen
- zult ontvellen
- zal ontvellen
- zullen ontvellen
- zullen ontvellen
- zullen ontvellen
o.v.t.t.
- zou ontvellen
- zou ontvellen
- zou ontvellen
- zouden ontvellen
- zouden ontvellen
- zouden ontvellen
en verder
- ben ontveld
- bent ontveld
- is ontveld
- zijn ontveld
- zijn ontveld
- zijn ontveld
diversen
- ontvel!
- ontvelt!
- ontveld
- ontvellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ontvellen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
avskavning | ontvellen; ontvelling | |
slitning | ontvellen; ontvelling | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
betaga | ontvellen; stropen | afgrazen; grasduinen; graseten; grazen; snuffelen; weiden |
Wiktionary Translations for ontvellen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ontvellen | → skinna; upptäcka | ↔ dépouiller — Traductions à trier suivant le sens |