Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. openliggen:


Dutch

Detailed Translations for openliggen from Dutch to Swedish

openliggen:

openliggen verb (lig open, ligt open, lag open, lagen open, opengelegen)

  1. openliggen
    ligga öppen
    • ligga öppen verb (ligger öppen, låg öppen, legat öppen)

Conjugations for openliggen:

o.t.t.
  1. lig open
  2. ligt open
  3. ligt open
  4. liggen open
  5. liggen open
  6. liggen open
o.v.t.
  1. lag open
  2. lag open
  3. lag open
  4. lagen open
  5. lagen open
  6. lagen open
v.t.t.
  1. heb opengelegen
  2. hebt opengelegen
  3. heeft opengelegen
  4. hebben opengelegen
  5. hebben opengelegen
  6. hebben opengelegen
v.v.t.
  1. had opengelegen
  2. had opengelegen
  3. had opengelegen
  4. hadden opengelegen
  5. hadden opengelegen
  6. hadden opengelegen
o.t.t.t.
  1. zal openliggen
  2. zult openliggen
  3. zal openliggen
  4. zullen openliggen
  5. zullen openliggen
  6. zullen openliggen
o.v.t.t.
  1. zou openliggen
  2. zou openliggen
  3. zou openliggen
  4. zouden openliggen
  5. zouden openliggen
  6. zouden openliggen
diversen
  1. lig open!
  2. ligt open!
  3. opengelegen
  4. openliggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for openliggen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ligga öppen openliggen