Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. opsnijden:


Dutch

Detailed Translations for opsnijden from Dutch to Swedish

opsnijden:

opsnijden verb (snijd op, snijdt op, sneed op, sneden op, opgesneden)

  1. opsnijden (snoeven; opscheppen; grootspreken)
    överdriva; skryta; skrävla
    • överdriva verb (överdrivar, överdrivade, överdrivat)
    • skryta verb (skryter, skröt, sktutit)
    • skrävla verb (skrävlar, skrävlade, skrävlat)

Conjugations for opsnijden:

o.t.t.
  1. snijd op
  2. snijdt op
  3. snijdt op
  4. snijden op
  5. snijden op
  6. snijden op
o.v.t.
  1. sneed op
  2. sneed op
  3. sneed op
  4. sneden op
  5. sneden op
  6. sneden op
v.t.t.
  1. heb opgesneden
  2. hebt opgesneden
  3. heeft opgesneden
  4. hebben opgesneden
  5. hebben opgesneden
  6. hebben opgesneden
v.v.t.
  1. had opgesneden
  2. had opgesneden
  3. had opgesneden
  4. hadden opgesneden
  5. hadden opgesneden
  6. hadden opgesneden
o.t.t.t.
  1. zal opsnijden
  2. zult opsnijden
  3. zal opsnijden
  4. zullen opsnijden
  5. zullen opsnijden
  6. zullen opsnijden
o.v.t.t.
  1. zou opsnijden
  2. zou opsnijden
  3. zou opsnijden
  4. zouden opsnijden
  5. zouden opsnijden
  6. zouden opsnijden
en verder
  1. is opgesneden
  2. zijn opgesneden
diversen
  1. snijd op!
  2. snijdt op!
  3. opgesneden
  4. opsnijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opsnijden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
skryta grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven bluffen; bogen; brallen; grootspreken; opscheppen; zich kunnen beroemen op
skrävla grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven bogen; brallen; grootspreken; opscheppen; zich kunnen beroemen op
överdriva grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven aandikken; breed uitmeten; iets overdreven voorstellen; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven; uitweiden