Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. overgaan:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for overga from Dutch to Swedish

overgaan:

overgaan verb (ga over, gaat over, ging over, gingen over, overgegaan)

  1. overgaan
    gå över
    • gå över verb (går över, gick över, gått över)
  2. overgaan (bellen)
    ringa
    • ringa verb (ringar, ringade, ringat)

Conjugations for overgaan:

o.t.t.
  1. ga over
  2. gaat over
  3. gaat over
  4. gaan over
  5. gaan over
  6. gaan over
o.v.t.
  1. ging over
  2. ging over
  3. ging over
  4. gingen over
  5. gingen over
  6. gingen over
v.t.t.
  1. ben overgegaan
  2. bent overgegaan
  3. is overgegaan
  4. zijn overgegaan
  5. zijn overgegaan
  6. zijn overgegaan
v.v.t.
  1. was overgegaan
  2. was overgegaan
  3. was overgegaan
  4. waren overgegaan
  5. waren overgegaan
  6. waren overgegaan
o.t.t.t.
  1. zal overgaan
  2. zult overgaan
  3. zal overgaan
  4. zullen overgaan
  5. zullen overgaan
  6. zullen overgaan
o.v.t.t.
  1. zou overgaan
  2. zou overgaan
  3. zou overgaan
  4. zouden overgaan
  5. zouden overgaan
  6. zouden overgaan
diversen
  1. ga over!
  2. gaat over!
  3. overgegaan
  4. overgaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

overgaan

  1. overgaan

Translation Matrix for overgaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
gå över overlopen; oversteken; overtreffen
ringa bellen; opbellen
VerbRelated TranslationsOther Translations
gå över overgaan dwars oversteken; overheen gaan; overschrijden
ringa bellen; overgaan aanbellen; bellen; door de telefoon praten; iemand opbellen; kiezen; kletteren; klingelen; opbellen; rammelen; rinkelen; telefoneren; telefoontje plegen; tingelen; tinkelen
- verdwijnen
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
ringsignal overgaan belsignaal; beltoon
OtherRelated TranslationsOther Translations
ringa draaiend kiezen; kiezen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
ringa minuscuul; zeer klein

Synonyms for "overgaan":


Antonyms for "overgaan":


Related Definitions for "overgaan":

  1. naar de andere kant gaan1
    • we gaan de grens over1
  2. naar een hogere klas gaan1
    • ga je over in juli?1
  3. rinkelen1
    • de telefoon gaat drie keer over1
  4. van de ene toestand in de andere veranderen1
    • langzaam gaat het water over in ijs1
  5. iets anders gaan gebruiken1
    • we gaan over op aardgas1
  6. voorbij gaan1
    • die pijn gaat wel weer over1

Wiktionary Translations for overgaan:


Cross Translation:
FromToVia
overgaan avancera avancerpousser en avant, porter en avant.
overgaan ljuda; låta; tona sonnerrendre un son.
overgaan besegra; överstiga; överträffa surmontermonter au-dessus.