Dutch
Detailed Translations for overhaast from Dutch to Swedish
overhaast:
-
overhaast (voorbarig; overijld)
överilad; obetänksam; överilat; obetänksamt; brådstörtat-
överilad adj
-
obetänksam adj
-
överilat adj
-
obetänksamt adj
-
brådstörtat adj
-
Translation Matrix for overhaast:
Noun | Related Translations | Other Translations |
överilad | lichtvaardigheid | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
brådstörtat | overhaast; overijld; voorbarig | |
obetänksam | overhaast; overijld; voorbarig | lichthoofdig; lichtzinnig; onbezonnen; ondoordacht; roekeloos |
obetänksamt | overhaast; overijld; voorbarig | absent; achteloos; afwezig; gedachteloos; lichthoofdig; lichtzinnig; onattent; onberaden; onbesuisd; onbezonnen; ondoordacht; onnadenkend; onwillekeurig; werktuiglijk; zonder erbij na te denken |
överilad | overhaast; overijld; voorbarig | |
överilat | overhaast; overijld; voorbarig | onbezonnen; ondoordacht |
Related Words for "overhaast":
overhaasten:
-
overhaasten (zich spoeden; haasten; jagen; aanpoten; voortmaken; haast maken; ijlen; spoeden)
Conjugations for overhaasten:
o.t.t.
- overhaast
- overhaast
- overhaast
- overhaasten
- overhaasten
- overhaasten
o.v.t.
- overhaastte
- overhaastte
- overhaastte
- overhaastten
- overhaastten
- overhaastten
v.t.t.
- ben overhaast
- bent overhaast
- is overhaast
- zijn overhaast
- zijn overhaast
- zijn overhaast
v.v.t.
- was overhaast
- was overhaast
- was overhaast
- waren overhaast
- waren overhaast
- waren overhaast
o.t.t.t.
- zal overhaasten
- zult overhaasten
- zal overhaasten
- zullen overhaasten
- zullen overhaasten
- zullen overhaasten
o.v.t.t.
- zou overhaasten
- zou overhaasten
- zou overhaasten
- zouden overhaasten
- zouden overhaasten
- zouden overhaasten
diversen
- overhaast!
- overhaast!
- overhaast
- overhaastend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for overhaasten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
rusa | scheutje | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
hasta | aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden | haasten; jachten; snellen; spoeden; tempo maken; tempomaken; tot spoed aanzetten |
ila | aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden | haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; rennen; reppen; snellen; spoeden; tempo maken; tempomaken; tot spoed aanzetten; vliegen; zich haasten; zich spoeden |
rusa | aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden | haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; stormlopen; tempo maken; tempomaken; tot spoed aanzetten; vliegen; zich haasten; zich spoeden |
skynda | aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden | opjagen; snellen; spoeden; tempo maken; tempomaken |