Summary
Dutch
Detailed Translations for overwonnen from Dutch to Swedish
overwonnen:
-
overwonnen (verslagen)
Translation Matrix for overwonnen:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
besegrad | overwonnen; verslagen | |
besegrat | overwonnen; verslagen | |
nedgjord | overwonnen; verslagen | |
nedgjort | overwonnen; verslagen | |
slaget | overwonnen; verslagen | geslagen |
Related Words for "overwonnen":
overwonnen form of overwinnen:
-
overwinnen (winnen; te boven komen; verslaan)
Conjugations for overwinnen:
o.t.t.
- overwin
- overwint
- overwint
- overwinnen
- overwinnen
- overwinnen
o.v.t.
- overwon
- overwon
- overwon
- overwonnen
- overwonnen
- overwonnen
v.t.t.
- heb overwonnen
- hebt overwonnen
- heeft overwonnen
- hebben overwonnen
- hebben overwonnen
- hebben overwonnen
v.v.t.
- had overwonnen
- had overwonnen
- had overwonnen
- hadden overwonnen
- hadden overwonnen
- hadden overwonnen
o.t.t.t.
- zal overwinnen
- zult overwinnen
- zal overwinnen
- zullen overwinnen
- zullen overwinnen
- zullen overwinnen
o.v.t.t.
- zou overwinnen
- zou overwinnen
- zou overwinnen
- zouden overwinnen
- zouden overwinnen
- zouden overwinnen
en verder
- ben overwonnen
- bent overwonnen
- is overwonnen
- zijn overwonnen
- zijn overwonnen
- zijn overwonnen
diversen
- overwin!
- overwint!
- overwonnen
- overwinnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for overwinnen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
besegra | overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen | iemand eronder krijgen |
vinna över | overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen | iemand eronder krijgen |
Wiktionary Translations for overwinnen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• overwinnen | → besegra; slå | ↔ beat — to win against |
• overwinnen | → besegra | ↔ best — to beat |
• overwinnen | → övervinna; besegra | ↔ defeat — to overcome in battle or contest |
• overwinnen | → övervinna; överkomma | ↔ overcome — surmount, get the better of |
• overwinnen | → vinna; segra | ↔ win — transitive: achieve victory in |
• overwinnen | → vinna; segra | ↔ win — intransitive: achieve by winning |
• overwinnen | → slopa; besegra; avliva; avrätta; dräpa; förnedra; förödmjuka | ↔ abattre — Traductions à trier suivant le sens |
• overwinnen | → besegra; överstiga; överträffa | ↔ surmonter — monter au-dessus. |