Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. plaats maken:


Dutch

Detailed Translations for plaats maken from Dutch to Swedish

plaats maken:

plaats maken verb (maak plaats, maakt plaats, maakte plaats, maakten plaats, plaats gemaakt)

  1. plaats maken (verplaatsen; opschuiven; verzetten)
    flytta på sig; flytta undan; maka på sig
    • flytta på sig verb (flyttar på sig, flyttade på sig, flyttat på sig)
    • flytta undan verb (flyttar undan, flyttade undan, flyttat undan)
    • maka på sig verb (makar på sig, makade på sig, makat på sig)

Conjugations for plaats maken:

o.t.t.
  1. maak plaats
  2. maakt plaats
  3. maakt plaats
  4. maken plaats
  5. maken plaats
  6. maken plaats
o.v.t.
  1. maakte plaats
  2. maakte plaats
  3. maakte plaats
  4. maakten plaats
  5. maakten plaats
  6. maakten plaats
v.t.t.
  1. heb plaats gemaakt
  2. hebt plaats gemaakt
  3. heeft plaats gemaakt
  4. hebben plaats gemaakt
  5. hebben plaats gemaakt
  6. hebben plaats gemaakt
v.v.t.
  1. had plaats gemaakt
  2. had plaats gemaakt
  3. had plaats gemaakt
  4. hadden plaats gemaakt
  5. hadden plaats gemaakt
  6. hadden plaats gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal plaats maken
  2. zult plaats maken
  3. zal plaats maken
  4. zullen plaats maken
  5. zullen plaats maken
  6. zullen plaats maken
o.v.t.t.
  1. zou plaats maken
  2. zou plaats maken
  3. zou plaats maken
  4. zouden plaats maken
  5. zouden plaats maken
  6. zouden plaats maken
diversen
  1. maak plaats!
  2. maakt plaats!
  3. plaats gemaakt
  4. plaats makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for plaats maken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
flytta på sig opschuiven; plaats maken; verplaatsen; verzetten
flytta undan opschuiven; plaats maken; verplaatsen; verzetten
maka på sig opschuiven; plaats maken; verplaatsen; verzetten

Related Translations for plaats maken