Summary
Dutch to Swedish: more detail...
- porren:
-
por:
- slag; stöt; dunk; bump; lätt knuff
-
Wiktionary:
- porren → fingra, peta, puffa till
Dutch
Detailed Translations for porren from Dutch to Swedish
porren:
-
porren (een por geven; stoten)
-
porren (aanjagen; aansporen; opjutten)
Conjugations for porren:
o.t.t.
- por
- port
- port
- porren
- porren
- porren
o.v.t.
- porde
- porde
- porde
- porden
- porden
- porden
v.t.t.
- heb gepord
- hebt gepord
- heeft gepord
- hebben gepord
- hebben gepord
- hebben gepord
v.v.t.
- had gepord
- had gepord
- had gepord
- hadden gepord
- hadden gepord
- hadden gepord
o.t.t.t.
- zal porren
- zult porren
- zal porren
- zullen porren
- zullen porren
- zullen porren
o.v.t.t.
- zou porren
- zou porren
- zou porren
- zouden porren
- zouden porren
- zouden porren
en verder
- ben gepord
- bent gepord
- is gepord
- zijn gepord
- zijn gepord
- zijn gepord
diversen
- por!
- port!
- gepord
- porrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for porren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
petande | aanstoten; porren | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
jabba | een por geven; porren; stoten | |
påskynda | aanjagen; aansporen; opjutten; porren | accelereren; bevorderen; gas geven; naar voren plaatsen; optrekken van auto; promoveren; vervroegen; vroeger uitvoeren dan gepland |
skjuta på | aanjagen; aansporen; opjutten; porren | beschieten; bestoken; neerschieten; opschorten; opschuiven; rekken; schieten op; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven |
smocka till | een por geven; porren; stoten | |
sticka | een por geven; porren; stoten | aftroeven; breien; doorprikken; klitten; openprikken; opkrassen; overtroeven; prikken; prikken in; samenplakken; steken; steken geven; voorsnijden |
stöta | een por geven; porren; stoten | dringen; duwen; grijpen; kneuzen; toeslaan |
Related Words for "porren":
Wiktionary Translations for porren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• porren | → fingra; peta | ↔ finger — to poke |
• porren | → peta | ↔ poke — to jab with a pointed object such as a finger or a stick |
• porren | → puffa till | ↔ stupsen — (umgangssprachlich) (transitiv) jemanden leicht anstoßen; mit dem Ellenbogen schubsen, um etwas zu signalisieren |
porren form of por:
Translation Matrix for por:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bump | duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet | |
dunk | duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet | bons; pof |
lätt knuff | duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet | |
slag | duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet | aard; dreun; drevels; geklots; hengst; jens; klap; klop; knal; lel; mep; muilpeer; opdoffers; opdonder; opdonders; opduvel; opduvels; oplawaai; oplawaaien; pets; peut; pol; revers; shocks; slag; soort; stempels; stoot; tik; toegebrachte klap; uithaal; vuistslag |
stöt | duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet | bons; geschok; geschud; hengst; hobbeling; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; opstopper; peut; pof; stoot; stuwdruk |
Other | Related Translations | Other Translations |
stöt | botsing |