Dutch
Detailed Translations for rooster from Dutch to Swedish
rooster:
-
de rooster (tijdsindeling)
-
de rooster (raster; rasterwerk; rastering)
-
de rooster (dienstrooster; dienstregeling)
-
de rooster (lesrooster)
-
de rooster (braadrooster)
-
rooster
Translation Matrix for rooster:
Noun | Related Translations | Other Translations |
arbetsordning | dienstregeling; dienstrooster; rooster | intern reglement |
grill | braadrooster; rooster | grill; grilloven |
schema | lesrooster; rooster | kleurenschema; planning; schema; stelsel; systeem |
skärm | raster; rastering; rasterwerk; rooster | beeldscherm; scherm |
tidtabell | rooster; tijdsindeling | tijdschema |
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
tidrapport | rooster |
Related Words for "rooster":
rooster form of roosteren:
Conjugations for roosteren:
o.t.t.
- rooster
- roostert
- roostert
- roosteren
- roosteren
- roosteren
o.v.t.
- roosterde
- roosterde
- roosterde
- roosterden
- roosterden
- roosterden
v.t.t.
- heb geroosterd
- hebt geroosterd
- heeft geroosterd
- hebben geroosterd
- hebben geroosterd
- hebben geroosterd
v.v.t.
- had geroosterd
- had geroosterd
- had geroosterd
- hadden geroosterd
- hadden geroosterd
- hadden geroosterd
o.t.t.t.
- zal roosteren
- zult roosteren
- zal roosteren
- zullen roosteren
- zullen roosteren
- zullen roosteren
o.v.t.t.
- zou roosteren
- zou roosteren
- zou roosteren
- zouden roosteren
- zouden roosteren
- zouden roosteren
en verder
- is geroosterd
- zijn geroosterd
diversen
- rooster!
- roostert!
- geroosterd
- roosterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for roosteren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
grilla | barbecue; gebraad | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
grilla | barbecuen; grillen; grilleren; roosteren |
Related Words for "roosteren":
Wiktionary Translations for roosteren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• roosteren | → rosta | ↔ toast — to lightly cook by browning over fire |
• roosteren | → halstra; rosta | ↔ griller — supplicier par le feu. |
• roosteren | → halstra; rosta | ↔ rôtir — Faire cuire de la viande à un feu vif, de manière que le dessus soit croustillant et que l’intérieur reste tendre. |
External Machine Translations: