Dutch

Detailed Translations for soepelheid from Dutch to Swedish

soepelheid:

soepelheid [de ~ (v)] noun

  1. de soepelheid (buigzaamheid; flexibiliteit)
  2. de soepelheid (inschikkelijkheid; gemakkelijkheid)
  3. de soepelheid (lenigheid; souplesse)

Translation Matrix for soepelheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
behaglighet gemakkelijkheid; inschikkelijkheid; soepelheid behaaglijkheid; gerieflijkheid
bugsamhet lenigheid; soepelheid; souplesse
böjlighet buigzaamheid; flexibiliteit; soepelheid buigbaarheid
smidighet buigzaamheid; flexibiliteit; soepelheid

Related Words for "soepelheid":


soepel:


Translation Matrix for soepel:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
smidig buigzaam; flexibel; meegaand; soepel aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; probleemloos; smeuïg; toegankelijk; toeschietelijk
- flexibel
AdverbRelated TranslationsOther Translations
smidigt buigzaam; flexibel; lenig; meegaand; soepel aanspreekbaar; benaderbaar; elastisch; gemakkelijk; genaakbaar; rekbaar; smeuïg; toegankelijk; toeschietelijk; veerkrachtig
ModifierRelated TranslationsOther Translations
böjlig lenig; soepel
böjligt buigzaam; flexibel; lenig; meegaand; soepel aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; plooibaar; toegankelijk; toeschietelijk; vouwbaar
böjsamt buigbaar; flexibel; soepel
eftergivlig buigzaam; flexibel; meegaand; soepel
eftergivligt buigzaam; flexibel; meegaand; soepel
flexibel buigbaar; flexibel; soepel
flexibelt buigbaar; flexibel; gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend buigzaam
foglig gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend berustend; dienstbaar; dienstwillig; gedwee; gelaten; kneedbaar; lijdelijk; lijdzaam; meegaand; onderworpen; plooibaar; volgzaam; vormbaar; vouwbaar; willig
fogligt gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend berustend; dienstbaar; dienstwillig; gedwee; gelaten; kneedbaar; lijdelijk; lijdzaam; meegaand; onderworpen; plooibaar; volgzaam; vormbaar; vouwbaar; willig
följsam gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend
följsamt gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend dienstbaar; dienstwillig; willig
mjuk lenig; soepel murw; plooibaar; rimpelloos; vouwbaar; zacht; zacht aanvoelend
mjukt buigzaam; flexibel; lenig; meegaand; soepel donzen; murw; plooibaar; rimpelloos; vouwbaar; zacht; zacht aanvoelend

Related Words for "soepel":

  • soepelheid, soepeler, soepelere, soepelst, soepelste, soepele

Synonyms for "soepel":


Antonyms for "soepel":


Related Definitions for "soepel":

  1. je kunt het buigen en van vorm veranderen1
    • rubber is een soepel materiaal1
  2. gemakkelijk, niet streng1
    • de regels hier op school zijn soepel1

Wiktionary Translations for soepel:


Cross Translation:
FromToVia
soepel smidig; böjlig lithe — flexible
soepel flexibel flexibelTechnik: Eigenschaft von Körpern, sich leicht mechanisch verändern zu lassen
soepel flexibel flexibelPsychologie, Wirtschaftswesen: Fähigkeit, sich auf geänderte Anforderungen und Gegebenheiten einer Umwelt einstellen zu können
soepel smidig; elastisk souple — Qui est flexible, qui se plier aisément sans se rompre, sans s’abîmer.