Dutch
Detailed Translations for terugroep from Dutch to Swedish
terugroep:
-
terugroep
Translation Matrix for terugroep:
Noun | Related Translations | Other Translations |
tillbakakallende | terugroep | |
återkallende | terugroep |
Related Words for "terugroep":
terugroep form of terugroepen:
-
terugroepen (herroepen)
-
terugroepen (terughalen)
Conjugations for terugroepen:
o.t.t.
- roep terug
- roept terug
- roept terug
- roepen terug
- roepen terug
- roepen terug
o.v.t.
- riep terug
- riep terug
- riep terug
- riepen terug
- riepen terug
- riepen terug
v.t.t.
- heb teruggeroepen
- hebt teruggeroepen
- heeft teruggeroepen
- hebben teruggeroepen
- hebben teruggeroepen
- hebben teruggeroepen
v.v.t.
- had teruggeroepen
- had teruggeroepen
- had teruggeroepen
- hadden teruggeroepen
- hadden teruggeroepen
- hadden teruggeroepen
o.t.t.t.
- zal terugroepen
- zult terugroepen
- zal terugroepen
- zullen terugroepen
- zullen terugroepen
- zullen terugroepen
o.v.t.t.
- zou terugroepen
- zou terugroepen
- zou terugroepen
- zouden terugroepen
- zouden terugroepen
- zouden terugroepen
en verder
- ben teruggeroepen
- bent teruggeroepen
- is teruggeroepen
- zijn teruggeroepen
- zijn teruggeroepen
- zijn teruggeroepen
diversen
- roep terug!
- roept terug!
- teruggeroepen
- terugroepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
terugroepen
Translation Matrix for terugroepen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
ringa tillbaka | terugroepen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
annullera | herroepen; terugroepen | delgen; nullificeren; ondervangen; ongeldig maken; opheffen; te niet doen; teniet doen; tenietdoen; terugdraaien; verijdelen; vernietigen |
kalla tillbaka | terughalen; terugroepen | terugbellen |
ringa tillbaka | terugbellen | |
upphäva | herroepen; terugroepen | schorsen; suspenderen; te niet doen |
återkalla | herroepen; terughalen; terugroepen | delgen; herroepen; intrekken; tenietdoen; terugkomen op; terugnemen; vernietigen; zijn woorden terugnemen |