Dutch
Detailed Translations for toekomen from Dutch to Swedish
toekomen:
-
toekomen (verdiend hebben; toekomen aan)
-
toekomen (ten deel vallen; toevallen)
Conjugations for toekomen:
o.t.t.
- kom toe
- komt toe
- komt toe
- komen toe
- komen toe
- komen toe
o.v.t.
- kwam toe
- kwam toe
- kwam toe
- kwamen toe
- kwamen toe
- kwamen toe
v.t.t.
- heb toegekomen
- hebt toegekomen
- heeft toegekomen
- hebben toegekomen
- hebben toegekomen
- hebben toegekomen
v.v.t.
- had toegekomen
- had toegekomen
- had toegekomen
- hadden toegekomen
- hadden toegekomen
- hadden toegekomen
o.t.t.t.
- zal toekomen
- zult toekomen
- zal toekomen
- zullen toekomen
- zullen toekomen
- zullen toekomen
o.v.t.t.
- zou toekomen
- zou toekomen
- zou toekomen
- zouden toekomen
- zouden toekomen
- zouden toekomen
en verder
- ben toegekomen
- bent toegekomen
- is toegekomen
- zijn toegekomen
- zijn toegekomen
- zijn toegekomen
diversen
- kom toe!
- komt toe!
- toegekomen
- toekomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for toekomen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
förtjäna | toekomen; toekomen aan; verdiend hebben | behalen; de kost verdienen; verkrijgen; winnen |
förvärva | toekomen; toekomen aan; verdiend hebben | aanschaffen; aanwennen; acquireren; bemachtigen; eigenmaken; gewend raken; gewinnen; leren; verkrijgen |
tillfalla | ten deel vallen; toekomen; toevallen | |
tillkomma | ten deel vallen; toekomen; toevallen | |
tjäna | toekomen; toekomen aan; verdiend hebben | bedienen; bedruipen; de kost verdienen; dienen; kostwinnen; winstmaken |