Summary
Dutch
Detailed Translations for treden from Dutch to Swedish
treden:
-
treden
Conjugations for treden:
o.t.t.
- treed
- treedt
- treedt
- treden
- treden
- treden
o.v.t.
- treedde
- treedde
- treedde
- treedden
- treedden
- treedden
v.t.t.
- heb getreden
- hebt getreden
- heeft getreden
- hebben getreden
- hebben getreden
- hebben getreden
v.v.t.
- had getreden
- had getreden
- had getreden
- hadden getreden
- hadden getreden
- hadden getreden
o.t.t.t.
- zal treden
- zult treden
- zal treden
- zullen treden
- zullen treden
- zullen treden
o.v.t.t.
- zou treden
- zou treden
- zou treden
- zouden treden
- zouden treden
- zouden treden
en verder
- ben getreden
- bent getreden
- is getreden
- zijn getreden
- zijn getreden
- zijn getreden
diversen
- treed!
- treedt!
- getreden
- tredend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de treden (voetstappen; stappen; passen; schreden)
Translation Matrix for treden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
fotspår | passen; schreden; stappen; treden; voetstappen | voetspoor; voetstap |
fotsteg | passen; schreden; stappen; treden; voetstappen | voetplank; voetstap |
steg | passen; schreden; stappen; treden; voetstappen | autoped; avance; loopvlak; pas; schrede; stap; step; toenadering; traptrede; tred; trede; tree |
Verb | Related Translations | Other Translations |
stiga | treden | de hoogte ingaan; doen stijgen; een sprongetje maken; gaan staan; hoger bieden; hoger worden; in de lucht omhoogstijgen; klimmen; omhoogklimmen; omhoogkomen; opstaan; opstijgen; springen; stijgen; uitrijzen; uittorenen; verheffen |
träda | treden | braakland |
Related Words for "treden":
Related Definitions for "treden":
tred:
Translation Matrix for tred:
Noun | Related Translations | Other Translations |
steg | tred | autoped; avance; loopvlak; pas; passen; schrede; schreden; stap; stappen; step; toenadering; traptrede; trede; treden; tree; voetstappen |