Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. omtrekken:


Dutch

Detailed Translations for trok om from Dutch to Swedish

omtrekken:

omtrekken verb (trek om, trekt om, trok om, trokken om, omgetrokken)

  1. omtrekken
    inkapsla; inkretsa
    • inkapsla verb (inkapslar, inkapslade, inkapslat)
    • inkretsa verb (inkretsar, inkretsade, inkretsat)

Conjugations for omtrekken:

o.t.t.
  1. trek om
  2. trekt om
  3. trekt om
  4. trekken om
  5. trekken om
  6. trekken om
o.v.t.
  1. trok om
  2. trok om
  3. trok om
  4. trokken om
  5. trokken om
  6. trokken om
v.t.t.
  1. heb omgetrokken
  2. hebt omgetrokken
  3. heeft omgetrokken
  4. hebben omgetrokken
  5. hebben omgetrokken
  6. hebben omgetrokken
v.v.t.
  1. had omgetrokken
  2. had omgetrokken
  3. had omgetrokken
  4. hadden omgetrokken
  5. hadden omgetrokken
  6. hadden omgetrokken
o.t.t.t.
  1. zal omtrekken
  2. zult omtrekken
  3. zal omtrekken
  4. zullen omtrekken
  5. zullen omtrekken
  6. zullen omtrekken
o.v.t.t.
  1. zou omtrekken
  2. zou omtrekken
  3. zou omtrekken
  4. zouden omtrekken
  5. zouden omtrekken
  6. zouden omtrekken
en verder
  1. ben omgetrokken
  2. bent omgetrokken
  3. is omgetrokken
  4. zijn omgetrokken
  5. zijn omgetrokken
  6. zijn omgetrokken
diversen
  1. trek om!
  2. trekt om!
  3. omgetrokken
  4. omtrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omtrekken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
inkapsla omtrekken bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen
inkretsa omtrekken

Related Words for "omtrekken":


External Machine Translations:

Related Translations for trok om