Dutch
Detailed Translations for uitzet from Dutch to Swedish
uitzet:
-
de uitzet (uitrusting; outfit; outillage; versiering; uitmonstering; benodigde; monstering)
-
de uitzet (huwelijksuitzet)
Translation Matrix for uitzet:
Noun | Related Translations | Other Translations |
utrustning | benodigde; monstering; outfit; outillage; uitmonstering; uitrusting; uitzet; versiering | apparatuur; bewapening; gareel; gereedschap; gereedschappen; gerei; handgereedschap; handwerktuig; harnas; instrument; instrumenten; toerusting; toom; tuig; uitrusting; uitrustingsstuk; uitrustingsstukken; versterken van de bewapening; werktuig; werktuigen |
utställning | huwelijksuitzet; uitzet | etalering; expositie; tentoonstelling; uitstalling |
Related Definitions for "uitzet":
uitzetten:
-
uitzetten (deporteren)
-
uitzetten (uitbannen; verbannen; verdrijven; bannen; uitstoten; uitwijzen; verjagen; bezweren; wegjagen)
-
uitzetten (uitschakelen; uitmaken; afzetten; uitdoen)
-
uitzetten (uitstippelen)
Conjugations for uitzetten:
o.t.t.
- zet uit
- zet uit
- zet uit
- zetten uit
- zetten uit
- zetten uit
o.v.t.
- zette uit
- zette uit
- zette uit
- zetten uit
- zetten uit
- zetten uit
v.t.t.
- heb uitgezet
- hebt uitgezet
- heeft uitgezet
- hebben uitgezet
- hebben uitgezet
- hebben uitgezet
v.v.t.
- had uitgezet
- had uitgezet
- had uitgezet
- hadden uitgezet
- hadden uitgezet
- hadden uitgezet
o.t.t.t.
- zal uitzetten
- zult uitzetten
- zal uitzetten
- zullen uitzetten
- zullen uitzetten
- zullen uitzetten
o.v.t.t.
- zou uitzetten
- zou uitzetten
- zou uitzetten
- zouden uitzetten
- zouden uitzetten
- zouden uitzetten
en verder
- ben uitgezet
- bent uitgezet
- is uitgezet
- zijn uitgezet
- zijn uitgezet
- zijn uitgezet
diversen
- zet uit!
- zet uit!
- uitgezet
- uitzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het uitzetten (deportatie)
-
het uitzetten (wijd worden; vergroting; het groter worden)