Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. vastknijpen:


Dutch

Detailed Translations for vastknijpen from Dutch to Swedish

vastknijpen:

vastknijpen verb (knijp vast, knijpt vast, kneep vast, knepen vast, vastgeknepen)

  1. vastknijpen
    nypa; klämma fast
    • nypa verb (nypar, nypade, nypat)
    • klämma fast verb (klämmer fast, klämmde fast, klämmt fast)

Conjugations for vastknijpen:

o.t.t.
  1. knijp vast
  2. knijpt vast
  3. knijpt vast
  4. knijpen vast
  5. knijpen vast
  6. knijpen vast
o.v.t.
  1. kneep vast
  2. kneep vast
  3. kneep vast
  4. knepen vast
  5. knepen vast
  6. knepen vast
v.t.t.
  1. heb vastgeknepen
  2. hebt vastgeknepen
  3. heeft vastgeknepen
  4. hebben vastgeknepen
  5. hebben vastgeknepen
  6. hebben vastgeknepen
v.v.t.
  1. had vastgeknepen
  2. had vastgeknepen
  3. had vastgeknepen
  4. hadden vastgeknepen
  5. hadden vastgeknepen
  6. hadden vastgeknepen
o.t.t.t.
  1. zal vastknijpen
  2. zult vastknijpen
  3. zal vastknijpen
  4. zullen vastknijpen
  5. zullen vastknijpen
  6. zullen vastknijpen
o.v.t.t.
  1. zou vastknijpen
  2. zou vastknijpen
  3. zou vastknijpen
  4. zouden vastknijpen
  5. zouden vastknijpen
  6. zouden vastknijpen
en verder
  1. ben vastgeknepen
  2. bent vastgeknepen
  3. is vastgeknepen
  4. zijn vastgeknepen
  5. zijn vastgeknepen
  6. zijn vastgeknepen
diversen
  1. knijp vast!
  2. knijpt vast!
  3. vastgeknepen
  4. vastknijpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vastknijpen:

NounRelated TranslationsOther Translations
nypa afsnoepen; kneep; knijpen
VerbRelated TranslationsOther Translations
klämma fast vastknijpen
nypa vastknijpen achteroverdrukken; drukken; gappen; inpikken; jatten; knellen; ontvreemden; pikken; stelen; strak zitten; verdonkeremanen; vervreemden; wegkapen; wegpikken