Dutch
Detailed Translations for verknoeien from Dutch to Swedish
verknoeien:
-
verknoeien (iets vergallen)
-
verknoeien (verpesten; bederven; stukmaken; verklungelen; verzieken; verbroddelen; verknallen)
-
verknoeien (vergallen; bederven; verpesten)
-
verknoeien (verbeuzelen; verlummelen)
Conjugations for verknoeien:
o.t.t.
- verknoei
- verknoeit
- verknoeit
- verknoeien
- verknoeien
- verknoeien
o.v.t.
- verknoeide
- verknoeide
- verknoeide
- verknoeiden
- verknoeiden
- verknoeiden
v.t.t.
- heb verknoeid
- hebt verknoeid
- heeft verknoeid
- hebben verknoeid
- hebben verknoeid
- hebben verknoeid
v.v.t.
- had verknoeid
- had verknoeid
- had verknoeid
- hadden verknoeid
- hadden verknoeid
- hadden verknoeid
o.t.t.t.
- zal verknoeien
- zult verknoeien
- zal verknoeien
- zullen verknoeien
- zullen verknoeien
- zullen verknoeien
o.v.t.t.
- zou verknoeien
- zou verknoeien
- zou verknoeien
- zouden verknoeien
- zouden verknoeien
- zouden verknoeien
diversen
- verknoei!
- verknoeit!
- verknoeid
- verknoeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verknoeien:
Wiktionary Translations for verknoeien:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verknoeien | → svärta ner; fördärva | ↔ mar — to spoil, to damage |