Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. verweekt:
  2. verweken:


Dutch

Detailed Translations for verweekt from Dutch to Swedish

verweekt:

verweekt adj

  1. verweekt

Translation Matrix for verweekt:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
mjukad verweekt
mjukat verweekt

verweken:

verweken verb (verweek, verweekt, verweekte, verweekten, verweekt)

  1. verweken (ontharden; zachtmaken)
    mjuka upp
    • mjuka upp verb (mjukar upp, mjukade upp, mjukat upp)
  2. verweken (week maken; ontharden; weken; zachtmaken; in de week zetten)
    låta blöta igenom; blöta igenom
  3. verweken (week worden)
    vekna; mjukna
    • vekna verb (veknar, veknade, veknat)
    • mjukna verb (mjuknar, mjuknade, mjuknat)

Conjugations for verweken:

o.t.t.
  1. verweek
  2. verweekt
  3. verweekt
  4. verweken
  5. verweken
  6. verweken
o.v.t.
  1. verweekte
  2. verweekte
  3. verweekte
  4. verweekten
  5. verweekten
  6. verweekten
v.t.t.
  1. ben verweekt
  2. bent verweekt
  3. is verweekt
  4. zijn verweekt
  5. zijn verweekt
  6. zijn verweekt
v.v.t.
  1. was verweekt
  2. was verweekt
  3. was verweekt
  4. waren verweekt
  5. waren verweekt
  6. waren verweekt
o.t.t.t.
  1. zal verweken
  2. zult verweken
  3. zal verweken
  4. zullen verweken
  5. zullen verweken
  6. zullen verweken
o.v.t.t.
  1. zou verweken
  2. zou verweken
  3. zou verweken
  4. zouden verweken
  5. zouden verweken
  6. zouden verweken
diversen
  1. verweek!
  2. verweekt!
  3. verweekt
  4. verwekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verweken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
blöta igenom in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken doorweken; inweken
låta blöta igenom in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken
mjuka upp ontharden; verweken; zachtmaken vertederen
mjukna verweken; week worden
vekna verweken; week worden aan kracht inboeten; doen smelten; uitputten; verslappen; verzwakken; zwak worden; zwakker worden