Dutch
Detailed Translations for voorzit from Dutch to Swedish
voorzitten:
-
voorzitten (leiding geven; leiden; besturen; aanvoeren; managen)
Conjugations for voorzitten:
o.t.t.
- zit voor
- zit voor
- zit voor
- zitten voor
- zitten voor
- zitten voor
o.v.t.
- zat voor
- zat voor
- zat voor
- zaten voor
- zaten voor
- zaten voor
v.t.t.
- heb voorgezeten
- hebt voorgezeten
- heeft voorgezeten
- hebben voorgezeten
- hebben voorgezeten
- hebben voorgezeten
v.v.t.
- had voorgezeten
- had voorgezeten
- had voorgezeten
- hadden voorgezeten
- hadden voorgezeten
- hadden voorgezeten
o.t.t.t.
- zal voorzitten
- zult voorzitten
- zal voorzitten
- zullen voorzitten
- zullen voorzitten
- zullen voorzitten
o.v.t.t.
- zou voorzitten
- zou voorzitten
- zou voorzitten
- zouden voorzitten
- zouden voorzitten
- zouden voorzitten
diversen
- zit voor!
- zit voor!
- voorgezeten
- voorzittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for voorzitten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
anföra | aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten | aanhalen; begeleiden; citeren; leiden; meevoeren; voeren |
kommendera | aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten | bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen |
leda | aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten | begeleiden; leiden; meevoeren; voeren; vooraanlopen; voorlopen; vooroplopen; vooruitlopen |