Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. wegraken:


Dutch

Detailed Translations for wegraken from Dutch to Swedish

wegraken:

wegraken verb (raak weg, raakt weg, raakte weg, raakten weg, weggeraakt)

  1. wegraken (verloren gaan; verliezen; kwijtraken; erbij inschieten)
    komma bort; gå vilse; tappa vägen
    • komma bort verb (kommer bort, komm bort, kommit bort)
    • gå vilse verb (går vilse, gick vilse, gått vilse)
    • tappa vägen verb (tappar vägen, tappade vägen, tappat vägen)
  2. wegraken (flauwvallen)
    svimma
    • svimma verb (svimmar, svimmade, svimmat)

Conjugations for wegraken:

o.t.t.
  1. raak weg
  2. raakt weg
  3. raakt weg
  4. raken weg
  5. raken weg
  6. raken weg
o.v.t.
  1. raakte weg
  2. raakte weg
  3. raakte weg
  4. raakten weg
  5. raakten weg
  6. raakten weg
v.t.t.
  1. ben weggeraakt
  2. bent weggeraakt
  3. is weggeraakt
  4. zijn weggeraakt
  5. zijn weggeraakt
  6. zijn weggeraakt
v.v.t.
  1. was weggeraakt
  2. was weggeraakt
  3. was weggeraakt
  4. waren weggeraakt
  5. waren weggeraakt
  6. waren weggeraakt
o.t.t.t.
  1. zal wegraken
  2. zult wegraken
  3. zal wegraken
  4. zullen wegraken
  5. zullen wegraken
  6. zullen wegraken
o.v.t.t.
  1. zou wegraken
  2. zou wegraken
  3. zou wegraken
  4. zouden wegraken
  5. zouden wegraken
  6. zouden wegraken
diversen
  1. raak weg!
  2. raakt weg!
  3. weggeraakt
  4. wegrakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wegraken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
gå vilse erbij inschieten; kwijtraken; verliezen; verloren gaan; wegraken de weg kwijtraken; teloorgaan; verdwaald zijn; verdwalen; verkeerd gaan; verkeerd lopen; zoekraken
komma bort erbij inschieten; kwijtraken; verliezen; verloren gaan; wegraken wegkomen; zoekraken
svimma flauwvallen; wegraken in katzwijm vallen; zwijmelen
tappa vägen erbij inschieten; kwijtraken; verliezen; verloren gaan; wegraken teloorgaan