Summary
Swedish to Dutch:   more detail...
  1. jätte:
  2. Wiktionary:
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. jatten:
  2. Wiktionary:


Swedish

Detailed Translations for jätte from Swedish to Dutch

jätte-:


Synonyms for "jätte-":


jätte:

jätte [-en] noun

  1. jätte (koloss; monster)
    het gevaarte; de kanjer; loei; de knoert; de kokker; de kokkerd; de knaap; de joekel
  2. jätte (rese; gigant)
    de beer; grote man
  3. jätte (koloss; rese)
    de reus; de gigant; het titaan; de joekel
  4. jätte (väldig)
    de bonk; bonkend geluid

Translation Matrix for jätte:

NounRelated TranslationsOther Translations
beer gigant; jätte; rese avföringar; bajs; björn; exkrementer; galt; nalle björn; rovdjur; skit
bonk jätte; väldig
bonkend geluid jätte; väldig
gevaarte jätte; koloss; monster koloss; monster
gigant jätte; koloss; rese
grote man gigant; jätte; rese
joekel jätte; koloss; monster; rese gigant; rese; stort exemplar
kanjer jätte; koloss; monster jättesensation; vrålsnygg sak
knaap jätte; koloss; monster
knoert jätte; koloss; monster gigant; rese; stort exemplar; stridsyxa
kokker jätte; koloss; monster
kokkerd jätte; koloss; monster knölig näsa; stor nos; stor näsa
loei jätte; koloss; monster
reus jätte; koloss; rese
titaan jätte; koloss; rese titan

Synonyms for "jätte":


Wiktionary Translations for jätte:

jätte
noun
  1. een buitengewoon grote man

Cross Translation:
FromToVia
jätte reus giant — mythical human
jätte oger ogre — brutish giant

Related Translations for jätte



Dutch

Detailed Translations for jätte from Dutch to Swedish

jätte form of jatten:

jatten verb (jat, jatte, jatten, gejat)

  1. jatten (wegkapen; grissen; grijpen; )
    ta ifrån; knycka bort
    • ta ifrån verb (tar ifrån, tog ifrån, tagit ifrån)
    • knycka bort verb (knycker bort, knyckte bort, knyckt bort)
  2. jatten (ontvreemden; stelen; pikken; )
    stjäla; nypa; knycka
    • stjäla verb (stjäler, stal, stulit)
    • nypa verb (nypar, nypade, nypat)
    • knycka verb (knycker, knyckte, knyckt)
  3. jatten (stelen; pikken; verdonkeremanen; )
    stjäla
    • stjäla verb (stjäler, stal, stulit)
  4. jatten (stelen; pikken; verduisteren; )
    stjäla; sno; snatta; knycka
    • stjäla verb (stjäler, stal, stulit)
    • sno verb (snor, snodde, snott)
    • snatta verb (snattar, snattade, snattat)
    • knycka verb (knycker, knyckte, knyckt)

Conjugations for jatten:

o.t.t.
  1. jat
  2. jat
  3. jat
  4. jatten
  5. jatten
  6. jatten
o.v.t.
  1. jatte
  2. jatte
  3. jatte
  4. jatten
  5. jatten
  6. jatten
v.t.t.
  1. heb gejat
  2. hebt gejat
  3. heeft gejat
  4. hebben gejat
  5. hebben gejat
  6. hebben gejat
v.v.t.
  1. had gejat
  2. had gejat
  3. had gejat
  4. hadden gejat
  5. hadden gejat
  6. hadden gejat
o.t.t.t.
  1. zal jatten
  2. zult jatten
  3. zal jatten
  4. zullen jatten
  5. zullen jatten
  6. zullen jatten
o.v.t.t.
  1. zou jatten
  2. zou jatten
  3. zou jatten
  4. zouden jatten
  5. zouden jatten
  6. zouden jatten
en verder
  1. is gejat
diversen
  1. jat!
  2. jat!
  3. gejat
  4. jattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for jatten:

NounRelated TranslationsOther Translations
nypa afsnoepen; kneep; knijpen
VerbRelated TranslationsOther Translations
knycka achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken gappen; snaaien; stelen; weggraaien; wegpikken
knycka bort graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen
nypa achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; vervreemden; wegkapen; wegpikken drukken; knellen; strak zitten; vastknijpen
snatta achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
sno achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken gappen; kroelen; snaaien; stelen; weggraaien; wegpikken
stjäla achterhouden; achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken afsnoepen; gappen; ladelichten; ontstelen; snaaien; stelen; weggraaien; wegpikken
ta ifrån graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen

Related Words for "jatten":


Wiktionary Translations for jatten:


Cross Translation:
FromToVia
jatten sno; snatta; knycka klauen — (transitiv) umgangssprachlich: etwas entwenden, stehlen
jatten stjäla; sno; knycka steal — to illegally take possession of
jatten meja fauchercouper à la faux ou à la machine.