Swedish
Detailed Translations for lastbar from Swedish to Dutch
lastbar: (*Using Word and Sentence Splitter)
- last: last; lading; vracht; belading; inladen; vrachten; kwaaltje; verlading; vrachtgoed; ladingen; schroefbank; gevoelslast
- bar: bar; lokaliteit; café; kroeg; taveerne; tapperij; herberg; gelagkamer; café-hotel
- låst: vergrendeld
- bär: bes; besvrucht
- läsa: lezen; bestuderen
- låsa: aandraaien; door draaien vastmaken; afsluiten; sluiten; borgen; vergrendelen; dichtdoen; dichtmaken; op slot doen; locken; afgrendelen; grendelen; op slot zetten
Wiktionary Translations for lastbar:
Dutch